Samenvatting
Leren
leerlingen van nu echt anders omdat ze digital natives zouden zijn? Ik heb zo
mijn twijfels. De essentie van het gebruik van onderwijstechnologie ligt
elders.
Immigrant
Ik
kreeg mijn eerste email adres toen ik halverwege jaren 1990 ging studeren.
Iemand een mailtje sturen buiten de universiteit kon alleen met een
ingewikkelde serie cijfers en tekens die je aan het email adres van de
bestemmeling moest toevoegen. Ik slaagde er na een aantal pogingen in. De
gelukkige was mijn zus die toen een tijdje in de VS woonde; en de enige persoon
die ik kende die ook een email adres had.
Volgens
de theorie van Prensky ben ik daarmee een digital immigrant. Ik ben niet
opgegroeid met de digitale technologie die we nu zo gewoon vinden. Die bestond
gewoonweg niet toen ik zelf kind en tiener was. Het dichtst in de buurt kwam de
commodore 64 van een buurjongen, de mario bros handheld van een vriendje (zo
jaloers was ik!) en later tetris. De telefoon stond bij ons thuis op de gang. Ik
heb denk ik welgeteld een keer een groepstaak op school op de computer gemaakt:
met een klasgenoot achter het zwart-groene monochroom scherm van zijn ouders,
wordperfect 5.1 en een matrixprinter (papier met van die gaatjes aan de
zijkant).
Gelukkig
kun je dingen snel leren, en ik heb niet gevoel dat ik op achterstand sta. Ik
kan me geen leven meer voorstellen zonder internet en eigenlijk ook al niet
meer zonder mobiele data. Voor de jeugd van tegenwoordig is het uiteraard
anders. Zij zijn – volgens de theorie – de digital natives: internet, social
media en mobiele data zijn voor hen even gewoon als het water dat ze drinken.
Het kadert hun leven; beïnvloedt hoe ze zich tot elkaar verhouden en kleurt hun
blik op de toekomst.
Tot
zover de theorie. De kanttekeningen zijn gekend: digitale competenties lopen
uiteen en niet alle jongeren hebben gelijke toegang tot technologie. Niettemin:
de smartphone is zo langzamerhand alomtegenwoordig. En zo op het eerste gezicht
gebruiken mijn leerlingen hem niet heel anders dan ik. Maar hoe mijn leerlingen communicatie-technologie gebruiken en welke
plaats het inneemt in hun leven? In alle eerlijkheid: ik heb er geen flauw idee van. Streven ze mij mijlenver voorbij? Weten en doen zij dingen waar ik geen benul van heb? Hoe groot is
hun digitale wereld?
Mijn
blik viel enkele weken geleden op een berichtje in De Morgen:
“Miljoenen mensen wereldwijd zeggen geen internettoegang te hebben. Maar Facebook, ja, dat gebruiken ze wel. De sociaalnetwerksite groeit, zeker in landen waar het internet nog een inhaalbeweging aan het maken is, uit tot een nieuw soort browser voor veel mensen.”
“Miljoenen mensen wereldwijd zeggen geen internettoegang te hebben. Maar Facebook, ja, dat gebruiken ze wel. De sociaalnetwerksite groeit, zeker in landen waar het internet nog een inhaalbeweging aan het maken is, uit tot een nieuw soort browser voor veel mensen.”
Dat het
‘miljoenen mensen’ betreft, werd becijferd door extrapolatie van
enquêteresultaten uit Indonesië en Nigeria. Niet bepaald exact. Maar het beeld
is wel prikkelend. Ik zie het ook bij vrienden en collega’s: facebook is het
primaire portaal naar het internet geworden en steeds vaker lijkt er geen
noodzaak of wens meer facebook überhaupt nog te verlaten. Facebook wordt het
internet zelf. Wat we daarop het te zien krijgen wordt voor een (groot?) deel
bepaald door de motieven van adverteerders.
Geldt
dit ook voor mijn leerlingen? Misschien niet. Maar ik heb ook geen reden om te
geloven dat zij als digital natives met een onderzoekende en nieuwsgierige
houding op zoek gaan naar informatie en bronnen kritisch tegen elkaar afwegen.
Mijn vermoeden is dat veel van hun digitale interactie het equivalent is van de
briefjes die wij vroeger verstopten in elkaars fietsbel.
Reflectie
Wat betekent dat voor het gebruik van ICT in mijn eigen lessen?
Ik ben absoluut voorstander van het gebruik van
onderwijstechnologie om het leerproces te versterken, zelfstandig leren aan te
moedigen en differentiatie te faciliteren. Net als enkele medestudenten ben ik
gecharmeerd van flipped learning (zie Anouk Geypen, 1 maart, en diverse bijdragen
in vorige jaren). De oefenstage is ook een fijne proeftuin en ik ben heel
benieuwd hoe mijn leerlingen in 3 ASO deze week aan de slag gaan met een
zelfstandig begeleide taak, waarbij ze in groepjes op zoek gaan naar (online)
informatie en die moeten verwerken in een presentatie. Ik hoop in ieder
geval meer inzicht te verkrijgen in hun online vaardigheden en het vermogen om verschillende bronnen tegen elkaar af te wegen.
Maar ik sta kritisch tegenover sloganeske verhalen waarin onderwijstechnologie
noodzakelijk wordt geacht om nog aan te kunnen sluiten bij de ‘natural,
exploratory, and interactive learning style of students today’ (Forzani & Leu, 2012). Het betoog
van sociaalpedagoog Bert Smits van het ‘Mysterie van Onderwijs’ op klasse.be is
een voorbeeld. Het handboek wordt in de toekomst volgens hem een stappenplan voor
het leerproces van de leerlingen, en “verliest dus zijn functie als
opslagplaats van kennis. Er zullen in 2030 immers veel meer informatiebronnen
beschikbaar zijn. Leren wordt één groot openboekexamen. Met de leraar als
begeleider verzamelen de leerlingen vele korte stukjes informatie en verbinden
die met elkaar. Zo ontstaat inzicht, conceptueel denken, krijgt informatie
betekenis en wordt ze dus kennis. … Dat betekent ook dat leerlingen kennis en
vaardigheden integreren, waardoor die discussie alvast tot het verleden
behoort.”
Het eerste deel van zijn stelling wil ik van harte
onderschrijven. Maar de rest mengt wens en gedachte: het is een mooi vooruitzicht, maar ik ben eerder sceptisch
over een snelle evolutie van de conceptuele vermogens van leerlingen, hun
status als digital natives ten spijt. Sommige dingen komen met de jaren, if at all.
Conclusie
Met die
stelling wil ik, tot slot, een beetje aansluiten bij de betogen van
Caroline Staquet (De school van de toekomst: gouden zaken voor
mutlinationals?,
1 april) en Godfried Roelant (‘Munt
slaan uit het Muntpunt: een digitale klas in hartje Brussel’, 26 maart) hieronder. Als leerkrachten moeten
we kritisch blijven tegenover wenkende perspectieven en projecten die gedreven worden
door commercie in plaats van didactiek. De essentie van goed onderwijs blijft de
leerkracht die weet hoe en wanneer hij onderwijstechnologie kan inzetten.
Bronnen
"‘Internet heb ik niet, wel Facebook’: datdenken miljoenen mensen”, De Morgen, 11 februari 2015.
Forzani, E.
& Leu, D. J. (2012). New literacies for new learners. The Educational
Forum, 76(4). 421-424. Geciteerd in wikipedia-lemma ‘digital natives’.
Helemaal mee eens
BeantwoordenVerwijderenBeste Matthias,
BeantwoordenVerwijderenOok ik ben het eens met je reflectie. Hieraan wil ik graag toevoegen dat ook in 2030 de volgende generatie digital natives nood zullen hebben aan basisvaardigheden maar ook kennis waarop kan worden verdergebouwd. Wij hebben nu ook al massa's informatie ter beschikking maar om inzichten te ontwikkelen en verbanden te kunnen leggen heb je mijns inziens toch ook basiskennis nodig die vaak gestudeerd en ingeoefend moet worden, hoe oldskool dit ook mag klinken. Ondanks de grote hoeveelheid digitale woordenboeken en vertaalmachines die ter beschikking staan, weet ik bijvoorbeeld uit ervaring dat je toch ook woordjes en grammatica zal moeten studeren en oefenen om een taal in het echte leven te leren gebruiken (buiten als je gedurende een lange periode volledig ondergedompeld wordt in een taalbad).
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
BeantwoordenVerwijderen