Samenvatting
Binnen de
informatiesamenleving zijn er drie trends vanuit het perspectief van het
onderwijs, namelijk:
1.
De toegenomen behoefte aan kennis (volume)
De
apparaten die we maken worden kennisintensiever. Tijdens een samenkomst in
Lissabon in 2000 werd er een strategische doelstelling opgesteld in het Memorandum on Lifelong Learning om de
kwaliteit en effectiviteit van het onderwijs te verbeteren (Onderwijsraad
2003).
2.
De toegenomen vergankelijkheid van kennis
(verversing)
Bestaande
apparaten worden sneller vervangen door nieuwe, verbeterde versies. De
bestaande kennis veroudert door deze technologische ontwikkelingen en moet
daardoor vervangen worden door nieuwe, andere kennis. We moeten de kwaliteit
van het onderwijs verbeteren, want de kennis en de vaardigheden van mensen die
eenmaal opgeleid zijn, moet up to date
gehouden worden via na-, her- en bijscholing. Hiervoor zijn er echter
veranderingen in het onderwijs en het beleid hiervan nodig. Het effect van de
verkorte houdbaarheid van kennis is groter bij lager opgeleiden. Hun na-, her-
en bijscholing vergt dan ook extra aandacht (van der Sanden 2006).
3.
De opkomst van een specifieke e-cultuur
De
impact van nieuwe technologie gaat verder dan de directe functionaliteit ervan.
Technologie is meer dan het instrument dat slechts de functie vervult waartoe
het ontworpen is. Technologie bemiddelt als het ware tussen mens en omgeving en
heeft daardoor latente, onbedoelde gebruiksmogelijkheden (Borgmann 1984;
Hickman 1990). Google en social network
sites illustreren hoe technologie de manier waarop we naar informatie
zoeken en zelfs de manier waarop we sociale contacten aangaan, verandert.
Slangen (2005) betoogt dat jonge kinderen van nature nieuwsgierig zijn naar
technologie, niet zozeer naar begrip ervan, als wel naar het gebruik. De
docenten zijn hiermee echter niet steeds vertrouwd en hierdoor ontstaat er een
kloof tussen leerlingen en docenten, hetgeen de communicatie en het wederzijds
begrip niet ten goede komt. Het is dus goed om bij de keuze van werkvormen
aansluiting te zoeken bij vigerende technologische artefacten. Hier duikt wel
een complicatie op, namelijk de snelheid waarmee technologische ontwikkelingen
voortschrijden.
Het onderwijs vervult
volgens Dekkers en Meijnen (2003) drie maatschappelijke functies, namelijk:
-
Een
integratiefunctie
-
Een
kwalificerende functie
-
Een
differentiatiefunctie
De computer is een
steeds indringender rol in onze maatschappij gaan vervullen, vooral sinds de
introductie van de personal computer
in de jaren 1980. De digitale (r)evolutie kan alleen voortgaan indien er mensen
zijn die kennis en vaardigheden hebben om de apparaten te ontwerpen, bouwen,
bedienen en onderhouden.
Er wordt ook duidelijk
gemaakt dat afgestudeerden niet zozeer van alles moeten weten, maar vooral van
alles moeten kunnen. Op het moment van het artikel waren er twee trends in het
onderwijs, namelijk dat er meer nadruk gelegd werd op leren in authentieke
situaties en leren in groepen. Een tweede trend is de inzet van computers. Er
waren toen niet zo’n positieve resultaten, maar volgens de auteurs kwam dit
vooral omdat de technologie niet zinvol gebruikt werd. De introductie van
nieuwe technologie in het onderwijs is ook zeer complex. Als oplossing hiervoor
wordt de engineering approach van
Burkhardt (2006) aangereikt. Volgens hem moet er eerst een ontwerp gemaakt
worden met de doelen enzovoort. Daarna wordt een pilot gemaakt waarmee de
effectiviteit beoordeeld wordt. Vervolgens worden er aanpassingen gemaakt aan
het model en kan het geïmplementeerd worden.
Er wordt vooral nadruk
gelegd op het belang van technologie in het onderwijs en de moeilijkheden die
dit kan veroorzaken bij de leerkrachten.
Reflectie
Ik ben ermee eens dat
er tijdens het onderwijs niet voldoende aandacht besteed wordt aan technologie.
Hierdoor moet je als pas afgestudeerde van alles leren en duurt het inderdaad
enige tijd vooraleer je een economisch nut oplevert. Het zou dus zeer goed zijn
moest er nog meer aandacht besteed worden aan verschillende
computerprogramma’s.
Het is inderdaad zo
dat technologie een zeer grote impact heeft op ons dagelijks leven en onze
maatschappij. Als ik eens rondkijk zie ik veel meer jongeren met smartphones en
tablets en lijkt het er meer op dat als je een ander merk hebt, dat je er niet
echt bij hoort. Tegenwoordig heb je ook op eender welke job in eender welke
sector steeds meer technologie. Daarom ben ik een grote voorstander van meer
gebruik van technologie in het onderwijs zodat de leerlingen hier op voorbereid
worden.
Natuurlijk is het van
groot belang dat de gebruikte technologie tijdens de lessen zeer zinvol is
zodat er echt iets bijgeleerd kan worden. We mogen ook niet uit het oog
verliezen dat de implementatie van bepaalde technologieën in het onderwijs zeer
complex zijn omdat ze eerst voldoende getest dienen te worden om na te gaan of
dit wel effectief is. Je moet er ook rekening mee houden dat je dit als
leerkracht niet alleen kan beslissen en dat dit in overeenstemming moet
gebeuren met je collega’s en directeur. We mogen hier dan ook niet vergeten dat
de leerlingen en hun ouders hiermee ook akkoord dienen te gaan. Op de meeste
scholen wordt met SmartSchool gewerkt, maar zelf ben ik niet echt overtuigd
over het nut hiervan. Zo heb ik bijvoorbeeld gemerkt dat de leerlingen op mijn
stageschool geen agenda meer hebben en dat de leerkracht zelf invult wat ze
moeten doen en welke boeken ze moeten meebrengen. Hier leer je de leerlingen
niet echt om zelfstandig en verantwoordelijk te zijn. Volgens mij kan je als school perfect
functioneren zonder SmartSchool.
Voor de leerkrachten
zelf is het belangrijk dat er hedendaagse technologie gebruikt wordt zodat er
geen kloof kan ontstaan tussen de leerlingen en de leerkracht zelf. Dat deze
technologie nuttig moet zijn, spreekt dan ook voor zich.
Referenties
Borgmann, A. (1984). Technology and the
Character of Contemporary Life. Chicago, London: University of Chicago Press.
Burkhardt, H. (2006). From design research
to large-scale impact; engineering research in education. Educational
design research. London,
Routledge: p. 121 - 150
Dekkers, H. en Meijnen,
W. (2003). Onderwijs in de maatschappelijke context. Onderwijskunde; een kennisbasis voor professionals. Groningen,
Wolters-Noordhoff: p. 14 - 61.
Hickman, L. (1990). John Dewey’s Pragmatic Technology. Bloomington, Indianapolis,
Indiana University Press.
Onderwijsraad (2003).
Leren in een kennissamenleving. Verkenning. Den Haag: onderwijsraad.
Sanden, J. van der
(2006). Ergens goed in worden: een leerpsychologische analyse. In Franchamps,
J. (red.) Ergens goed in worden: Johan
van der Sanden en zijn beroepsonderwijs. Antwerpen-Apeldoorn: Garant: p. 51
– 65
Slangen, L. (2005). Techniek: Leren door doen; didactiek en
bronnen voor de pabo. Baarn: HB-uitgevers.
Sloep, P. B. en
Jochems, W. (2008). De e-lerende burger. In de Haan, J. en Steyaert, J. (red.) Jaarboek ICT en samenleving 2007.
Eindelijk digitaal. Amsterdam, Boom: p. 171 - 187
Geen opmerkingen:
Een reactie posten