In het artikel “Technologie in schools: future changes in classrooms” vraagt BBC
technologiereporter Jane Wakefield zich af het geen tijd is voor een echt radicale
verandering van het schoolsysteem en voor het aanpassen van de traditionele curricula
aan de uitdagingen van de toekomst. Vervolgens bespreekt Wakefield drie
succesvolle voorbeelden die het concept van de traditionele klas uitdagen.
Ondanks de
nieuwe vormen van technologie zoals het gebruik van digitale schoolborden en
laptops, geldt volgens Wakefield nog steeds de klassieke manier van lesgeven,
inclusief handboeken, pen, papier en de leerkracht die frontaal doceert: “Technology has the power to transform learning-
but walk into some classrooms and you could be forgiven or thinking you were entering
a time warp” (Wakefield, 2015).
De
onderwijsspecialist Marc Prensky treedt haar hierin bij. Volgens Prensky is de leerstof
en theorie amper veranderd sinds de negentiende eeuw. Het onderwijs van de toekomst bestaat nergens
in de wereld. Prensky vindt het vooral problematisch dat leerstof nog steeds
wordt opgedeeld in thema’s die los staan van elkaar.
Prensky pleit
voor een onderwijs van de toekomst dat radicaal anders is: de wereld zit op
kruissnelheid, technologische veranderingen gaan steeds sneller en we moeten leerlingen
optimaal voorbereiden op de nieuwe digitale wereld waarin creativiteit,
innovatie en digitale wijsheid uiterst belangrijk zijn. Er is nood aan een
gloednieuw curriculum met aandacht voor de sleutelvaardigheden van de toekomst:
probleemoplossend denken, creatief denken en productief samenwerken. De
grootste uitdaging voor het radicaal veranderen van het onderwijs, is echter
dat geen enkele generatie ouders hun kinderen als proefkonijnen willen
opofferen. Toch hamert Prensky erop dat deze risico’s genomen moeten worden. Er
is geen andere keuze dan experimenteren om zo te vinden wat wel- en wat niet
werkt (Wakefield, 2015).
Jane Wakefield
ziet in tegenstelling tot Prensky wel al een paar hoopgevende projecten waar
het onderwijs van de toekomst de traditionele klassen beginnen binnen te
sijpelen, of deze zelf op te heffen. Ze bespreekt volgende drie voorbeelden:
1)
The ‘Flipped’ classroom.
Dit concept
is al door enkele andere collega’s uitvoerig besproken. Het idee is dat de
leerlingen de instructies thuis met behulp van video’s bekijken, en dat de
leerstof in de klas wordt toegepast. Het Amerikaans departement voor onderwijs
houdt momenteel een uitgebreide testproef om de effectiviteit van het
leerconcept te onderzoeken. Leerkrachten zijn alvast blij verrast te vinden dat
leerlingen met minimale begeleiding leerstof verwerken. De Flipped Classroom opent ook nieuwe perspectieven
voor de ontwikkelingslanden, waar tot 57 miljoen kinderen niet naar de lagere
school kunnen (Wakefield, 2015).
2) Cloud Grannies en
self-organising learning environments
Dit idee
vertrekt van een vergelijkbaar concept van zelfinstructie, maar dan begeleid
van op afstand. Gepensioneerde leerkrachten uit Groot-Brittannië begeleiden met
behulp van Skype groepjes kinderen in
India. Het idee kwam van professor Sugata Mitra die met TED prijzengeld de kans
heeft gekregen hierrond een project met ‘self
learning learning envionments’ uit te werken. In zeven dorpen in Indië is
een glazen leercentrum gebouwd waar tot veertig leerlingen in kleine groepjes kunnen
werken. De Grannies skype mentoren staan ter beschikking van
de leerlingen. De leerlingen kiezen zelf de leeractiviteiten en spelletjes op
basis van hun interesses en wat hen nieuwsgierig maakt. Ook moeten ze ‘big questions’ beantwoorden met behulp
van internet (Wakefield, 2015).
In dit Ted filmpje bespreekt Sugata Mitra zijn 'School in the Cloud':
3)
Virtuele games in de klas
De Canadese
leerkracht Shawn Young heeft een computerspel uitgewerkt. Het bijzondere aan
het spel is dat het een ‘behaviour-
management and motivation tool’ is. Leerkrachten geven gewoon les in de
klas maar leerlingen kunnen virtuele punten verdienen voor bijvoorbeeld goed
gedrag in de klas, vlot samenwerken, het stellen van vragen. Ook kunnen ze
punten kwijtspelen, bijvoorbeeld als ze te laat komen in de les. Met de virtuele
punten kan je ‘real life powers’, voordelen,
verdienen zoals bijvoorbeeld een dagje later je huiswerk indienen. De spelen
worden in teams gespeeld, en kunnen gezamenlijk punten winnen en verliezen, wat
het samenwerken sterk bevorderd. Ook zijn de leerlingen meer gemotiveerd en is
er meer interactie tussen leerlingen. Leerlingen vinden het blijkbaar geweldig.
Zo’n 100 000 leerkrachten hebben zich ingeschreven sinds de lancering van
het spel in augustus (Wakefield, 2015).
Reflectie
Wat de
centrale these van het artikel betreft, dat het huidig onderwijs te
traditioneel is en leerlingen niet voorbereid worden op de uitdagingen van de
toekomst, ben ik het niet helemaal eens met de auteur en Prensky. De leerstof
verandert wel degelijk en leerkrachten proberen in de mate van het mogelijk
interactieve werkvormen te voorzien en in te spelen op de leefwereld van de
leerlingen. Het is wel een feit dat tablets, laptops en digitale schoolborden
in de klassen vaak als extra hulpmiddel worden gebruikt, maar niet centraal
staan in de les en te weinig benut worden. Indien men dit wil veranderen moet
men beginnen met technologie ook in de lerarenopleiding als centraal leermiddel
te promoten en moet men durven het onderwijs anders in te richten. Meer
multidisciplinariteit organiseren in de lessen is een must, maar ik denk dan
eerder aan projecturen waarbij leerlingen een probleemstelling samen uitwerken,
aan samenwerkingsprojecten tussen bepaalde vakken, en aan intensief
immersieonderwijs. Bij dit alles wordt de verwevenheid met technologie een
evidentie.
We hebben dankzij
het internet alle leerstof en kennis instant ter beschikking, en daar moet in
het onderwijs echt veel meer op worden ingespeeld. Toch moet leerstof ook
gekaderd worden en hebben leerlingen nood aan basiskennis en inzicht in een
vak. Dit inzicht is net noodzakelijk om creatief en innovatief te zijn en
probleemoplossend te denken. Daarom denk ik dat het belangrijk is om ook
specifieke vakuren te organiseren en deze niet volledig af te schaffen, zoals
Prensky bepleit. Men mag niet vergeten dat op de arbeidsmarkt meer en meer
vergevorderde specialisatie wordt verwacht van werknemers. Leerlingen moeten
zich in de derde graad kunnen toespitsen op wat zij interessant vinden en goed
in zijn om zo hun kennis verder te verdiepen. In Finland heeft men wel besloten
om ‘vakken’ af te schaffen en om te zetten in thema’s waarbij multidisciplinair
wordt samengewerkt (Garner, 2015). De aanpak is vergelijkbaar met het vak PAV.
Ook wordt het traditioneel handschrift vanaf 2016 vervangen door typlessen (O’Connor,
2015).
Het is
begrijpelijk dat ouders eerder conservatief zijn en liever niet hebben dat hun
kinderen als eerste proefkonijntjes moeten fungeren voor het onderwijs van de
toekomst. Desondanks denk ik dat het onderwijs meer moet durven en meer moeten
experimenteren en loslaten. Maar dan misschien iets minder radicaal dan Prensky
bepleit. Hiervoor moet je het lerarenkorps opleiden, overtuigen en durven
investeren. Vlaanderen is op dat vlak helaas eerder conservatief en er wordt te
weinig geïnvesteerd. Zoals collega Lisa Trogh aanhaalt op haar blog staat men
in het Verenigd Koninkrijk veel verder met betrekking tot technologie op school
en leren leerlingen bijvoorbeeld apps ontwikkelen. Zo zijn er in 70 procent van
de scholen al tablets aanwezig (Coughlan, 2014). Vlaanderen loopt
onwaarschijnlijk achter.
Enkele van de
besproken voorbeelden die het traditionele concept van klas in vraag stellen,
zouden echter wel een meerwaarde kunnen zijn voor de Vlaamse klassen. Hierbij
doel ik op de flipped classrooms en
de virtuele games in de klas. Het idee van Flipped
classrooms vind ik interessant omdat je meer tijd hebt voor de toepassing
in de klas en zoals collega Lotte Croes ook vermeldde in haar blog zijn Flipped Classrooms perfecte tools om te differentiëren.
De
instructiefilmpjes moeten dan wel zeer duidelijk zijn, en kort, want leerlingen
kunnen geen vragen stellen als ze iets niet begrijpen. Ook denk ik dat
afwisseling belangrijk is. Eerlijk gezegd vind ik die Khan filmpjes zelf vaak
eerder eentonig. Leerlingen zijn net als wij filmpjes van hoge kwaliteit gewoon
en als je dan elke avond voor elk vak de filmpjes van je leerkrachten moet
doornemen, denk ik dat leerlingen dat weleens beu kunnen worden. Het is dus vooral
een leuke aanvullende tool.
Op het eerste
zicht lijkt het concept van flipped
classrooms de oplossing voor de problematiek in ontwikkelingslanden, maar
er zijn veel uitdagingen. Als leerlingen niet naar de lagere school kunnen, is
de kans klein dat ouders een laptop of tablet kunnen betalen, vaak is er in die
afgelegen dorpen amper elektriciteit, laat staan internet. Als leerlingen niet
naar school komen is het omdat er mee op het land gewerkt moet worden, de
leerlingen zelf werken, op broertjes en zusjes moeten passen, of er gewoonweg
geen geld is.
Dit neemt
niet weg dat de digitale kloof gedicht moet worden en dat er zeker een
aanzienlijke doelgroep bestaat van leerlingen in ontwikkelingslanden die erg
gebaat kunnen zijn met flipped classrooms,
en misschien nog meer met Cloud Grannies.
De kwaliteit van het lokaal onderwijs laat vaak te baten over. Toch denk ik dat
het belangrijker is om te investeren in goed en betaalbaar onderwijs en een
goede opleiding voor de lokale leerkrachten. Professor Mitra had een miljoen
dollar om zeven self-organising learning
environments te organiseren (Wakefield, 2013). Dit is een vooruitstrevend
testproject, maar dit soort projecten op grote schaal uitvoeren in
ontwikkelingslanden is niet realistisch. Lokale leerkrachten kunnen ook beter
inspelen op de ervaringen, lokale taal en kennis van de leerlingen. Ik treed Canigia
Mestdagh bij dat bij puur afstandsonderwijs het persoonlijke toch verloren
gaat. Toch is Cloud Grannies een zeer
leuk concept dat zeker voordelen heeft en verrijkend is voor de leerlingen en
leerkrachten. Zowel de flipped classrooms
en cloud grannies zie ik als leuke en
nuttige bijkomende tools die kunnen ingezet worden en voor afwisseling en
verdieping kunnen worden naast het traditioneel onderwijs met de leerkracht als
coach.
Aanvankelijk stond ik nogal argwanend tegenover het motivatie game spel. Het leek me
nogal behaviouristisch van aanpak en ik vreesde dat de leerling die het niet goed doet op
school en gedragsproblemen heeft er dan ook nog eens een virtueel ‘loser’ personage bij krijgt. Maar het
feit dat de leerlingen in groepen samenwerken brengt dit spel tot een hogere
dimensie. Het blijkt leerlingen echt tot interactie aan te zetten, leerlingen
te motiveren en de sfeer in de klas te bevorderen. Ik ga het zeker eens
bekijken. Het enige risico dat ik zie, is dat leerlingen het spel na een tijdje
misschien beu worden, maar ik vermoed dat er tools zijn om het spel blijvend
uitdagend te maken. Het is natuurlijk ook niet de bedoeling dat het te
verslavend wordt. Ik treed dan ook collega Geert Heyvaert bij als hij zegt dat
games een belangrijk onderdeel kunnen vormen van het leerproces.
Besluit:
De drie
besproken alternatieven voor de traditionele klas hebben elk een mooie meerwaarde.
De aanvulling met een fysiek aanwezige leerkracht in de rol van begeleider blijft
echter noodzakelijk. Ook in ontwikkelingslanden kan afstandsleren veel waarde
toevoegen maar dit mag geen excuus zijn om het traditioneel onderwijs te gaan
verwaarlozen.
Het onderwijs
van de toekomst ligt in afwisseling. Technologie wordt als een rode draad
verweven met andere werkvormen. Leerkrachten spelen flexibel in op de noden van
leerlingen met behulp van interactieve werkvormen. Het is een en-en-verhaal waarin
leerling basiskennis verwerken om op een hoger niveau samen probleemoplossend
te leren werken en innovatief en creatief te denken.
Geraadpleegde bronnen:
Coughlan, Sean (2014). Tablet
computers in ‘70% of schools’.
geraadpleegd op 27 maart 2015
Garner, Richard (2015). Finland schools:
Subjects scrapped and replaced with 'topics' as country reforms its education
system.
Geraadpleegd
op 27 maart 2015
Geijn, R. V.., Salden, R. &
Beuving, C. P. (2013). Waarom zou ik (niet) flippen?. Geraadpleegd op 25 maart
2015 via https://scholar.google.be/scholar?q=waarom+zou+ik+niet+flippen&btnG=&hl=nl&as_sdt=0%2C5
Mitra, Sugata, Build a
school in the Cloud,
Geraadpleegd
op 27 maart 2015 op:
O’Connor, Roisin (2015), Finland to
remove cursive handwriting from education curriculum.
Geraadpleegd
op 26 maart 2015
Siennot,
Annick (2015). Gamen wordt straks het huiswerk.
Geraadpleegd
op 27 maart 2015
Wakefield, Jane (2012). Granny army
helps India’s school children via the cloud.
Geraadpleegd
op 26 maart 2015.
Wakefield, Jane (2015), Technology in
schools: Future changes in classrooms
Geraadpleegd
op 25 maart 2015.
Wakefield, Jane (2013), Tedglobal: Cloud schools offer new education
Geraadpleegd op 26 maart 2015
Dag
BeantwoordenVerwijderenmi v
Kan ik je vragen om je account op Blogger zo aan te passen dat je je artikel ondertekent met Naam, Voornaam ?
Dan kan ik weten aan wie ik punten mag geven....
Stuur me een mail, of schrijf op het forum wanneer je je account aangepast hebt.
Beste mijnheer Bogaert,
BeantwoordenVerwijderenMijn excuses, ik zit sinds een paar dagen op GWP voor de verbredende oefenstage en zag vandaag pas uw mailtje. Het is aangepast!
Met vriendelijke groet,
Michele Verstraeten