vrijdag 27 februari 2015

Differentiëren via een digitaal leerplatform

Samenvatting

Uitgeverij Van In heeft een leerplatform ontworpen dat differentiatie mogelijk zou maken. Het all-in-one digitale leerplatform, Diddit genaamd, wordt bij de start van het schooljaar 2015-2016 gelanceerd. Doelgroep is de eerste graad van het Nederlandstalig secundair onderwijs. 

Op diddit.be, het webadres van het online leerplatform, staan oefeningen beschikbaar voor de vakken Nederlands, Frans, wiskunde, Engels en godsdienst. Deze oefeningen sluiten aan bij de leerwerkboeken van uitgeverij Van In voor de respectievelijke vakken. Via deze oefeningen kan er gedifferentieerd worden binnen de klas. Elke leerling kan oefeningen op het eigen niveau maken, dankzij een automatische niveau-aanpassing. Indien de leerling meerdere vragen na elkaar foutief beantwoordt, schakelt het systeem automatisch een niveau lager. Bij goede antwoorden stijgt de moeilijkheidsgraad weer. Bovendien kan de leerling thuis verder oefenen. De motivatie en het zelfvertrouwen van de leerlingen worden zo gestimuleerd. Bovendien voorziet het platform allerlei spelletjes als beloning. 

De leerkracht wordt hierdoor niet extra belast. Dankzij het platform zou deze net ondersteund worden op het vlak van evaluatie en differentiatie. De leerkracht behoudt immers het overzicht over alle opgaven en antwoorden en kan zo de evolutie van elke leerlingen opvolgen. Het ideaal van een individueel leerpad voor elke leerling wordt zo haalbaar. 

Reflectie

Bij het lezen van dit artikel kan volgende vraag gesteld worden: "Wat is een digitaal leerplatform?". Een digitaal leerplatform wordt ook wel een elektronische leeromgeving (ELO) genoemd. Joke Droste definieert dit als volgt: 

"Een ELO omvat de technische voorzieningen (hardware, software en telecommunicatie-infrastructuur) die de interactie faciliteert tussen: 
1. het proces van leren 
2. de communicatie die nodig is voor dat leren
3.de organisatie van het leren" (Droste, 2003)

Het digitaal leerplatform dat uitgeverij Van In vanaf 1 september 2015 zal lanceren, is niet bestemd voor de tweede of derde graad waar wij, als SLO, terechtkomen. Het ligt ook niet in mijn vakgebied want het is bestemd voor de vakken Nederlands, Frans, wiskunde, Engels en godsdienst. Toch vind ik het relevant dit artikel te delen aangezien bij succes een eventuele uitbreiding mogelijk is. Indien dit concept uitgebreid zou worden tot de derde graad moet er, volgens mij, wel rekening worden gehouden met de voorbereiding van studenten op hoger onderwijs. Daar past een systeem met spelletjes als beloning niet. 

Differentiatie in het secundair onderwijs is inderdaad zeer belangrijk maar wat met de evaluatie hiervan? Hoe kan een individueel leerpad geëvalueerd worden? Kunnen alle leerplandoelstellingen zo gehaald worden? Dit blijft voor mij onduidelijk. 
Het positieve hieraan is dat het enkel om oefeningen gaat. Het "klassieke", ook wel "frontaal onderwijs" genoemd, wordt met het digitaal leerplatform niet verdrongen maar eerder aangevuld. Zo ga ik er ook vanuit dat het halen van de leerplandoelstellingen niet in het gedrang zou komen. Er zal evenveel tijd aan oefeningen besteed worden, maar dit zal gewoon op een andere manier gebeuren. 

Toch moet bij de lancering van dit platform een aantal kritische noten gemaakt worden. De oefeningen sluiten aan bij de leerwerkboeken van uitgeverij Van In, dus het blijft een commercieel item. Bovendien kan dit leerplatform zowel op school als thuis gebruikt worden maar wat met leerlingen die thuis niet over een computer, laptop of internet beschikken? 

Ik ga akkoord met de ondersteuning van de leerkracht op het vlak van differentiatie. De werklast van de leerkracht kan hierbij naar beneden gehaald worden. Digitaal werken, e-learning, biedt heel wat mogelijkheden. Waarom deze niet benutten? 

Zullen andere uitgeverijen snel volgen? 

Geraadpleegde bronnen

- Het Nieuwsblad (2015, 26 februari). Nieuw leerplatform voor scholen voorgesteld.
  Geraadpleegd op 27 februari 2015 op het World Wide Web: 
  http://www.nieuwsblad.be/cnt/bldde_01550321
- Van In (n.d.). Leer zoals je bent. Geraadpleegd op 27 februari 2015 op het World Wide         Web: http://diddit.be/
- Wikibooks (2014, 21 oktober). Onderwijstechnologie/Elektronische leeromgevingen.   Geraadpleegd op 27 februari 2015 op het World Wide Web: 
  http://nl.wikibooks.org/wiki/Onderwijstechnologie/Elektronische_leeromgevingen
- Droste, J. (2003). Het kiezen van een elektronische leeromgeving: Advies 2003. Cinop, 's-   Hertogenbosch.

woensdag 25 februari 2015

De extensies van een filosofieles.

Filosofie is een breed vakgebied. De onderwerpen binnen een filosofie les zijn eindeloos. De mogelijkheden in een les filosofie zijn eveneens eindeloos. Onderwijstechnologie biedt mogelijkheden om een les filosofie naar de 21ste eeuw te brengen. Technologische vooruitgang is reeds onderwerp van de filosofie.  Dit zien we bijvoorbeeld bij Marshal McLuhan. Mcluhan bedacht enkele concepten in zijn boek “Understanding Media”. 

“The electric light is pure information. It is a medium without a message.”
        (Mcluhan, 1964, p 8)

De basisgedachte is het feit dat de media door zijn eigenschappen de maatschappij beïnvloeden. Een licht is een medium dat geen boodschap en geen inhoud heeft, maar toch een grote invloed heeft op de maatschappij. Mogelijkheden die er niet waren indien het licht niet bestond. Het medium gaat de acties van het individu bepalen. Het elektrische licht wordt vaak vergeten als medium, enkel en alleen omdat het geen inhoud heeft. Toch kan het licht gelijk gesteld worden met andere media zoals radio, telefoon, tv omdat het tijd en ruimte doet vervagen (Mcluhan, 1964, p 8 - 9). 

Iedere nieuwe technologie kan volgens Mcluhan aanzien worden als een medium. Deze media zijn een extensie van het individu. Gaande van een lichtbal, telefoon, krant, radio, computer en andere vormen onze identiteit. Deze bepalen samen hoe het individu in het leven staat. Ieder medium is een extensie, een deel van het individu, een verlenging van een lichaamsdeel. Ieder medium verlengt een ander medium. Zo is het schrift een uitbreiding van de spraak, dat op zich een uitbreiding is van het intellect. Vandaag is een computer een extensie van het schrift, wat opnieuw een extensie van het intellect is. Ieder nieuw medium betekent het einde van het vorige medium. Wie zich kan voortbewegen aan de hand van wielen, gaat niet meer stappen. Door uitvindingen van nieuwe media, gaat de mens van zichzelf vervreemden. De mens in zijn naakte vorm bestaat niet meer. Dit fenomeen ligt buiten het besef van de mens. De mens is onderhevig geworden aan de regels van de technologie. Het individu maakt in zo’n grote mate deel uit van de technologische cultuur dat het niet beseft dat  ze binnen de macht ligt van de eigen creaties. (Boenink, 1993, p 122)

De filosoof is een individu met extensies. De filosoof is net zoals alle andere mensen onderhevig aan zijn eigen creaties. De mens maakt deel uit van de technologische cultuur. Daarnaast biedt filosofie antwoorden waar de wetenschap knel zit. Filosofie is een overkoepelende wetenschap die thuis is, in ieder vakgebied ook technologische vooruitgang. Technologie is een onderwerp binnen het filosofisch gedachtegoed. Het is de taak van de filosofie om de technologie te integreren in een les. Individuele extensies bieden een meerwaarde die een les naar de 21ste eeuw kunnen brengen. 

De huidige jeugd groeit op met een enorm arsenaal aan technologie. Deze technologie maken ze zichzelf eigen nog voor ze op de schoolbanken zitten. De jongeren zijn op jonge leeftijd in staat om heel veel kennis omtrent ICT op te nemen. De dag dat ze op de schoolbanken terechtkomen worden al de technologische hulpmiddelen, die vandaag deel uitmaken van het dagelijks leven, verbannen uit de school. Alle smartphones en sociale media worden taboe. De school doet er alles aan om te vechten tegen de evolutie. Scholen moeten de evolutie mee ondergaan, en de hulpmiddelen die vandaag ter beschikking staan gebruiken binnen het onderwijs.  Men onderschat het potentieel van de jongeren. Ze worden buiten de school enorm veel geconfronteerd met een groot arsenaal aan kennis. Kinderen zijn in staat om deze kennis individueel op te nemen. Ze maken zich nieuwe technologieën eigen zonder enige hulp van buitenaf. Door het ontstaan van smsen en sociale media hebben jongeren hun eigen taalgebruik uitgevonden. Een gegeven op Twitter plaatsten in 140 tekens is een gave op zich. Een verstaanbaar berichtje versturen met emoticons en afkortingen wordt alledaags.     Men kan op de nieuwe jongeren schrijfstijl heel veel kritiek hebben. Een positieve visie daarentegen is het feit dat jongeren makkelijk de essentie van de zaak inzien. Snelle conversaties kan jongeren alleen maar ten goede komen in het professionele leven. Het onderwijs is er steeds op uit om de interesses, de leefwereld, de cultuur van de jongeren op een tweede plaats te zetten want ze hebben geen waarde in het professionele leven.   Men vergeet dat men de leefwereld van jongeren in de goede zin kan gebruiken binnen het onderwijs en hun verdere leven. Een voorbeeld dat Gerver geeft is het fenomeen Gamen, iets dat volledig uit den boze is. Maar recent onderzoek van Futurelab in 2010 heeft aangewezen dat gamen gebruikt kan worden voor een militaire training en zelfs voor medische praktijk. Daarnaast leren jongeren omgaan met risico’s en creëren ze een groter zelfvertrouwen.   ( Gerver, 2014, p 14 - 16)  Gerver onderschat het huidige onderwijs. Vandaag krijgen scholen heel wat technologische hulpmiddelen ter beschikking. Gaande van tablets, computerklassen en Smartschool. Heel wat leerkrachten proberen technologie te integreren in hun onderwijs. Ze gebruiken het voor allerhande doeleinden, maar de jongeren kennen te weinig de neveneffecten van de technologische evolutie. Het is de taak van het onderwijs om goede en nuttige ICT kennis bij te brengen. Door ICT te integreren in verscheidene vakken worden leerlingen zich bewust van het gevaar van ICT.  De gehele inhoud van het onderwijs is op zoek naar relevantie. Facebook en twitter bestaan is slechts een fractie van het technologische arsenaal. Onderwijs moet inspelen op de economische en nuttige factor van technologie. (Robinson, 2011, p 63) Leer jongeren concrete ICT kennis die een bijdrage kan leveren in hun professionele carrière.

Onderwijstechnologie biedt de mogelijkheid om zich meer te plaatsen in de leefwereld van de jongeren. Jongeren raken makkelijk schoolmoe en hun motivatie raakt snel verloren. Via activerende werkvormen krijgen leerlingen een hoger motivatie gehalte. Onderwijstechnologie biedt niet alleen mogelijkheden voor leerlingen met motivatieproblemen. Maar geeft de leerkracht ook de mogelijkheid om te differentiëren tussen leerlingen. Zo biedt onderwijstechnologie de mogelijkheid om leerlingen met leerproblemen bij te staan, maar kan het eveneens andere leerlingen uit dagen. Leerlingen dienen vaardigheden te leren die een bijdrage leveren tot hun toekomst. Vaardigheden die leerlingen voorbereiden op een plaats in de maatschappij. Via onderwijstechnologie kan men leerlingen onderwijsnut bijbrengen. Via een eigen klasvoorbeeld wil ik aantonen hoe leerlingen het nut van een filosofieles kunnen inzien. 

Leerlingen moeten binnen het lessenpakket de filosofie van Plato met Aristoteles vergelijken. Een leerkracht heeft hier de mogelijkheid om een traditionele les aan te bieden. Hierbij heeft de leerkracht een grote kans dat de leerlingen de leerstof op een negatieve manier onthalen. Sommige krijgen al snel een afkeer. Een alternatief om het lessenpakket aan te bieden kan via onderwijstechnologie. De leerlingen krijgen elk een thema aangeboden.

- Onderwijsvergelijking Plato en Aristoteles
- Staatsvisie Aristoteles en Plato
- Het idee: Plato en Aristoteles

De leerlingen krijgen de opdracht om via betrouwbare internetbronnen een vergelijking te maken tussen de filosofen. Daarnaast gaan ze ook opzoek naar een actueel thema dat men kan vergelijken met de filosofische visie. Vervolgens moeten de leerlingen hun onderzoeksresultaten in een congres poster gieten. Een poster wordt gebruikt om in de congreshal te hangen om bepaalde lezingen te promoten. In een poster wordt essentiële informatie van de lezing gezet zodat mensen worden overtuigd om deel te nemen aan de lezing. Een poster is het belangrijkste marketing aspect van een congres. De poster wordt gemaakt op A1 formaat. Door te werken met verscheiden tekstvakken, illustraties en citaten wordt er overzicht gecreëerd. De poster moet een titel,  inleiding en besluit bezitten. Een citaat, illustratie en een actueel artikel. Tot slot dient er eveneens een korte voorstelling van de schrijver geïntegreerd worden. 

Door het maken van een poster leren leerlingen verscheidene vaardigheden:

- Leerlingen leren te werken met wetenschappelijke en betrouwbare internetbronnen.
- Leerlingen leren een correcte bronvermelding te maken
- Leerlingen leren essentiële informatie te onderscheiden
- Leerlingen leren filosofie te koppelen aan de actualiteit
- Leerlingen leren opmaak vaardigheden op technologische apparaten
- Leerlingen leren marketing vaardigheden
- Leerlingen leren filosofie op een vernieuwde manier aan
- Leerlingen leren vaardigheden die ze kunnen gebruiken in de toekomst/ in hun professionele carrière. 



Boenink, M. (1993) Marshal McLuhan. De Goeroe van de televisiegeneratie. De noodzakelijke gang der geschiedenis.  In Krisis. Retrieved from http://www.krisis.eu/content/1993-1/1993-1-16-boenink.pdf. 

Gerver, R. (2014) Creating Tomorrow’s schools today. Education, our children, their future. London. Bloomsbury. 147 p. 

Moody, T.C. ( 1994) Philosophy and Artificial Intelligence. New Yersey. Prentice hall.


Robinson, K. (2011) Out of our minds. Learning to be creative. West Sussex. Capstone Publishing Ltd. 352 p. 

Computer in het vakgebied filosofie




Als leerkracht NCZ en filosofie ben ik niet direct aangewezen op het gebruik van computertechnologie in de klas. De bedoeling is echter de leerlingen zelfstandig te leren denken, burgerlijk worden en democratisch en terwijl een  zin voor kritisch denken ontwikkelen. De vraag of deze technologie wel relevant is bracht me bij het artikel 'Computers in de Filosofie' door Dr. A.Betti, Dr. H.van den Berg en J. Smid.  

Volgens het artikel  is de invloed  van de computertechnologieën op de geesteswetenschappen ingrijpend. Alleen al de research wordt sneller en handiger door het bij de hand zijn van de kwantitatieve data. Ook in de filosofie is dit een handige evolutie: ‘De nieuwe computertechnologieën brengen een methodologische vernieuwing teweeg wat dan weer zijn invloed heeft  tot nieuwe onderzoeksvragen.’
De filosofische methode is een  conceptuele of kwalitatieve analyse en zonder computertechnologie is dit een langdurig proces. Met een softwareprogramma zoals ‘Google Ngram’, kan men het opzoekingswerk en analyse met een muisklik beschikbaar krijgen. Het gebruik van deze technologische methoden geeft ‘aanleiding tot het stellen van nieuwe onderzoeksvragen die moeilijk te beantwoorden zijn met traditionele methoden.’
Verder zullen filosofen nauwer gaan samenwerken met met andere wetenschappers, waardoor de  filosofie  fundamenteel zal verschillen van de huidige praktijk.  Kritisch reflectie bij deze vooruitgang is of de computertechnologieën echt nieuwe soorten bewijs oplevert en of ze dan wel het onderzoek objectiever maken?

Wat heeft dit dan te zien met filosofie in de klas?
Leerlingen in de filosofieklas zullen ook kennis en vaardigheden opdoen met betrekking tot: ‘statistische analyses, programmeertalen en visualisatiemethoden’ waardoor de bestaande kloof geesteswetenschappers en de vraag vanuit het bedrijfsleven zal verkleinen. De verder ontwikkeling van de computertechnologieën zal fundamentele filosofische en ethische vragen met zich meebrengen waardoor het vak zich uitbreidt en ook in de klas relevant wordt. Tot hier de samenvatting van het artikel op (http://blogs.groene.nl/geesteswetenschappers/?p=890)

Een kritische kijk op het artikel brengt vragen met zich mee. Zoals reeds eerder gemeld op de blog. Is het de bedoeling  de leerlingen zelfstandig te leren denken, burgerlijk worden en democratisch en terwijl een  zin voor kritisch denken ontwikkelen. De vraag rijst dan in welke zin computertechnologie hier dan een meerwaarde kan zijn. Kwantiteit is nog steeds geen kwaliteit, denken moet je nog steeds zelf doen en niet de pc voor jou laten denken, zijn statische analyses steeds wel een reflectie van de waarheid, is meten ook weten, wordt je door het gebruik van computertechnologie een deugdzamer mens? Het zijn vragen in de zin van een Socratisch gesprek, m.a.w filosoferen doen we met de andere en om het filosoferen te respecteren geven we op bovenstaande vragen geen antwoorden, maar laten we de antwoorden open want is het namelijk het denken over een onderwerp die de uiteindelijk bedoeling is. De kunst van de filosofie zit in de reflectie en de dialoog in het stelen van de vraag en de beschouwingen over ideologie, deze beargumenteren en je argumentatie staven blijft een typische aspecten die volgens mij enkel toehoort tot de mens . Ook wat betreft de virtuele communicatie heb ik mijn bedenkingen. Ik krijg de indruk dat er nuttige details soms verloren gaat in virtuele communicatie tussen verschillende werkgroepen, in non- verbale communicatie zit ook een boodschap die niet begrepen kan worden vanuit email, ok we kunnen dan gaan skypen maar dan moet de tijd weer in rekening gebracht worden.
Het ontstaan van nieuwe vakgebieden over het gebruik van computertechnologie en de ethische waarde daarvan bestaat al lang een vakgebied in de filosofie die ‘technologie-filosofie’ noemt. Dus volledig nieuw zal dat al niet zijn zie ook naar de ontwikkelingen binnen de biologie en de bio-ethiek om maar een voorbeeld aan te halen.

Kortom: computertechnologie in de filosofieklas ja, waarom niet, maar met mate en in de zin van de opdracht en niet in de plaats van. Of zoals Aristoteles als zei het ‘midden’ is de weg tot gepast leven, gedrag.



Artikel Patrick Bailliu 
Link :