dinsdag 12 april 2016

Meer technologie leidt niet tot betere resultaten

Meer technologie leidt niet tot betere resultaten 

Samenvatting 

ls technologie op school een meerwaarde voor het leerproces van de leerlingen. Scoren ze dan beter als ze met technologie leren? Het artikel bespreekt de voor en nadelen van het gebruik van technologie op school op wereld vlak. Het blijkt uit de OESO-onderzoek dat leerlingen die veel technologie op school gebruiken slechter scoren dan de leerlingen die het weinig gebruiken. Dit is het geval een beetje overal in de wereld. Toch blijft Oost-Asia sowieso beter dan de rest scoren. Dit wil niet zeggen dat we technologie op school niet meer moeten gebruiken maar dat technologie moet op de correcte manier worden ingezet. Leerkrachten moeten het op een efficientere manier op school inzetten. Technologie kan een hulpmiddel zijn om de leerplannen doelstelling te bereiken maar kan geen doel op zich zijn. Een goed voorbeeld is de digitale leerplatform "Bingel" het brengt een spelelement bij en motiveert de leerlingen om op de platform te komen maar is geen doel op zich. 

Reflectie 

Dat ons wereld steeds meer gedigitaliseerd wordt is geen geheim. Op school, op het werk, thuis alles maakt gebruikt van internet. School is een middel om de leerlingen voor te bereiden tot hun verdere leven. Een van de VOET eindtermen op school is dus leerlingen mediabewijs maken. Technologie heeft dus zijn plaats op school en kan een hulpmiddel zijn om ook andere doelstellingen te bereiken. Toch moet dat op een efficiente manier gebeuren. TEchnologie kan als bijdraag hebben: alle leerlingen doen deelnemen, de leerlingen motiveren om voor school te werken en de leerproces activer maken. Dergelijke voordelen kunnen behaald worden enkel maar als de verbruikte technologie aangepast aan de leeftijd en de doelgroep is. 

Ik been hiermee eens. Zelfs als leerkracht gebruik ik Smartschool als leerplatform, interactieve scherm en andere ICT middel. Een eerste voordeel is dat ze beter begrijpen en meer gemotiveerd zijn.  Ik merk dat leerlingen beter begrijpen op het moment zelf maar toch niet beter leren of kennen als we de leerstof toetsen. In de klas gaat het heel goed, maar een keer dat ze thuis zijn is de motivatie weg. Om zij beter te motiveren zouden we nog technologie gebruiken om op een spelachtige manier ze laten leren. Het spelelement hebben ze graag. Ze vinden het ook duidelijker en dichter bij wat ze dagelijkse ervaren. Ze hebben de indruk dat ze niet aan het leren zijn maar eerder aan het spelen. Jammer genoeg verliezen we iets hiermee. Leerlingen leren niet meer te werken en te studeren om nieuwe leerstoffen te ontdekken. Ze verliezen ook hun autonomie en het leren strutureren tijdens het leren. Dit vind ik spijtig. 

Toch vind ik dat we de boeken en papierversie op school niet mogen vergeten. Bijvoorbeeld, op smartschool bestaat er een optie "Agenda" waarin de leerkracht het huiswerk en de inhoud van de lessen moet invullen. Bij ons, moeten de leerlingen dat altijd doen en ik vind het heel leerrijk. Hiermee leren ze plannen, een agenda gebruiken en zelf invullen. Wat een dagelijkse taak van hun toekomstige leven zal zijn, met een agenda op smartschool verliezen ze dat. Ook moeten we opletten met alles op laptop en internet te zetten. Leerlingen bewegen veel minder dan vroeger, dat's een feite! Bewegen is een belangrijke deel van leren en ontwikkelen. Met de toename van het gebruik van internet nemen ze minder tijd om te bewegen. 

Besluit 
Technologie kan geen doelstelling op zich zijn maar is een middel om bepaalde leerdoelstellingen te bereiken. Dit moet doelgericht gebeuren. De digitale wereld brengt zeker en vast veel bij aan het onderwijs maar we moeten daar toch voorzichtig mee zijn. Ze moeten enkel een hulpmiddel blijven. 

Referenties 

Hoofdartikel:

  • Van Belle,B. (2015) Meer technologie leidt niet tot betere kennis.  De Standaard, Geraadpleegd op 15/09/2015

Bijkomende artikels: 

  • Devauchelle, B., "Un modèle scolaire à réinventer", Revue Project 2015/2 (N°345), p.10-15. DOI 10.3917/pro.345.0010
  • L'education technologique a l'ecole moyenne en france: Problemes de didactique curriculaire

App-transcendence in het klaslokaal - samen leren werken met én nadenken over technologie



Ikzelf ben niet zeer technologisch aangelegd. Ik begrijp bijvoorbeeld niet waarom we het hebben over smartphones met ’16 GB’ en ’64 GB’, en niet gewoon kiezen voor ronde getallen à la 10, 15, 65,.… en heb absoluut niet de noodzaak dit op te zoeken. Wél gebruik ik enorm graag allerhande applicaties (‘app’s), maar één van de redenen dat ik een iPhone bezit is dat het voor mij allemaal simpel moet zijn. Zo overzichtelijk mogelijk, zo makkelijk mogelijk, zo snel mogelijk. (Leren) codes schrijven zal je mij dus niet snel zien doen.

Het artikel “There’s no app for good teaching” van TED sprak me meteen aan. Omdat dit twee dingen combineert die goed bij mij passen, namelijk het al dan niet gebruik van apps om het leven simpeler te maken en ‘app-trancendence’, het overstijgen van het louter gebruiken van een app door er kritisch over na te denken. 

Leerkrachten dienen hierbij de leerlingen niet enkel te helpen de technologische snufjes te gebruiken. Even belangrijk is het ‘overstijgen’ van de technologie tijdens het leren.
De quote van Howard Gardner in betreffend TED artikel sprak me enorm aan:

“App-transcendence, is when you put the apps away and use your own wits, not someone else’s. Ask who created the technology and for what purpose, to what extent is it flexible, to what extent are the data produced going to be used by the manufacturer and the creator? In other words, interrogate the technology, interrogate the software. The existence of it is nice, but that’s not a mandate to use it.

Waarom gebruiken we bepaalde app’s? Waarom werden deze op een bepaalde manier ontwikkeld? Wat zijn de verschillende doelen van diegenen die de app’s ontwikkelen? Wat kan je er allemaal mee doen en waarom? 
Om wat ik ga noemen ‘kritisch nadenken over app’s’ binnen je curriculum te integreren lijst het artikel acht maatstaven op tegen dewelke we het gebruik van technologie in het klaslokaal kunnen toetsen (voor de geïnteresseerden en nieuwsgierigen; je vindt een link naar het artikel zowel bovenaan als onderaan dit blog-bericht). 
Volgens mij passen de maatstaven in het hedendaags dominerend sociaal-constructivisme. Er is aandacht voor het activeren van de voorkennis en leefwereld van de leerlingen; het integreren van verschillende onderwerpen, net als de integratie van technologie in de inhoud (in plaats van als aanvulling op de inhoud) in authentieke leeromgevingen; scepticisme met betrekking tot geïndividualiseerd leren en het “verdwijnen” van de leerkracht; een sterke nadruk op de nood aan sociale interactie tijdens het leren; de verschillende rollen van de leerkracht (expert in het overbrengen van kennis én expert in diens vakgebied); het belang van doelbewuste feedback en peer-evaluatie; aandacht voor het uitdagen van de leerlingen en het belang van fouten maken, herkennen en verbeteren. 

“ skip the templates and overly pat apps. Let kids get comfortable with the messiness of life and learning … a culture that values failure and where confusion doesn’t mean you’re stupid.”

De achtste maatstaf vormt een soort oproep aan leerkrachten voor meer “openheid” in hun didactiek; 
“There’s a movement online for teachers to share content, lesson plans and professional development. Known as open educational resources (OERs), these online materials are freely and openly available. Resources that encourage professional development — often lacking at schools — can help teachers use educational technology to empower and inspire their own teaching practice.”



Kortom; een fijne manier om naar het gebruik van technologie in de klas te kijken, zeker voor leerlingen én leerkrachten binnen de Cultuur- en Maatschappijwetenschappen. 





Karakash, Anne (2014) '5 Steps for Planning Lessons around Technology - Starting with the End in Mind'. http://www.emergingedtech.com/2014/08/5-steps-for-planning-lessons-around-technology/

Moorhead, Laura (2014) 'There's no app for good teaching'. http://ideas.ted.com/theres-no-app-for-good-teaching/?utm_campaign=social&utm_medium=referral&utm_source=facebook.com&utm_content=ideas-blog&utm_term=education . 

Rubin, C.M. (2014) 'The Global Search for Education: It's an App App App App World'. http://www.cmrubinworld.com/2014/01/09/the-global-search-for-education-its-an-app-app-app-app-world .  

Shaw, Amanda (2015) 'Effective, Practical and Authentic'. https://www.coetail.com/amandakrshaw/2015/02/18/effective-practical-and-authentic/ . 

dinsdag 5 april 2016

De plaats van onderwijstechnologie binnen de lerarenopleiding


Inleiding
Tijdens mijn zoektocht naar een artikel op het gebied van onderwijstechnologie ben ik een heel scala aan onderwerpen tegengekomen. Deze onderwijsblog is hier ook een voorbeeld van. Een onderwerp dat mijn aandacht heeft, is de plaats van onderwijstechnologie binnen de lerarenopleiding. De rol van ICT in het onderwijs wordt steeds belangrijker. Voor aankomende leraren is het niet alleen belangrijk om op de hoogte te zijn van de ontwikkelingen op het gebied van onderwijstechnologie, maar ook om ICT als hulpmiddel in leersituaties te kunnen gebruiken. De vraag is in hoeverre aankomende leraren zijn voorbereid op het gebruik van onderwijstechnologie en welke rol een lerarenopleiding hierin kan spelen. 

Samenvatting
In 2015 publiceerde The New Media Consortium (NMC), in samenwerking met het Consortium for School Networking (CoSN) een rapport met als titel ‘NMC Horizon Report > 2015 K-12 Edition’. Dit rapport geeft een beschrijving van de belangrijkste trends, uitdagingen en ontwikkelingen op het gebied van onderwijstechnologie voor de komende vijf jaar (basisonderwijs en secundair onderwijs). In totaal benoemt het NMC zes uitdagingen die zijn onderverdeeld in drie categorieën: gemakkelijke uitdagingen (‘solvable challenges’), moeilijke uitdagingen (‘difficult challenges’) en zeer complexe uitdagingen (‘wicked challenges’). In het kader van dit blogartikel wil ik graag inzoomen op een uitdaging uit de categorie ‘solvable challenges’: ‘Het integreren van onderwijstechnologie in lerarenopleidingen’ (‘Integrating technology in teacher education’). Uit dit rapport blijkt dat ICT-bekwaamheid (digitale geletterdheid) vaak nog geen vast onderdeel is van het curriculum van een lerarenopleiding. Volgens dit rapport is er een gebrek aan formele opleiding op het gebied van onderwijstechnologie. In de praktijk is het vaak de verantwoordelijkheid van de leraar om zich via bijscholing of zelfstudie te trainen op dit vlak.

Dat leraren en ICT-managers van scholen verschillende opvattingen kunnen hebben over de ICT-vaardigheden van leraren blijkt bijvoorbeeld uit een jaarlijkse enquête ‘ICT Kennis en Economie 2015’ van het Centraal Bureau voor de statistiek (CBS) in Nederland. Dit rapport heeft een hoofdstuk besteed aan de algemene en didactische ICT-vaardigheden van leraren. De cijfers over Nederland in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op de publicatie van Kennisnet ‘Vier in Balans Monitor 2013 stand van zaken over ICT in het onderwijs’. Uit de cijfers (2012-2013) blijkt dat ongeveer zeven op de tien leraren van mening zijn dat zij goede vaardigheden hebben om de computer in te zetten als didactisch hulpmiddel. ICT-managers van scholen schatten de ICT-vaardigheden van leraren echter lager in dan de leraren zelf. Dit is met name het geval in het secundair onderwijs.

Er worden projecten ontwikkeld om een brug te slaan tussen de theorie van de lerarenopleiding en de praktijk van het lesgeven. Een voorbeeld van een dergelijk project is iXperium van de Hogeschool HAN in Nederland. In november 2011 vond de opening plaats van het eerste iXperium centrum in Arnhem, gevolgd door de opening van een locatie in Nijmegen in februari 2015. iXperium Nijmegen is een samenwerkingsverband tussen de lerarenopleiding basisonderwijs Nijmegen, iXperium en  scholen uit de regio Nijmegen. Op deze locaties kunnen lerarenopleiders, leraren en studenten ICT toepassingen ontwikkelen en uitproberen. Op 22 januari 2016 heeft Kennisnet, de publieke organisatie voor onderwijs en ICT in Nederland, een verslag gepubliceerd met als titel ‘Ict-onderwijs op de pabo: ‘Durf vragen te stellen om verder te komen’. Volgens dit verslag krijgen lerarenopleidingen basisonderwijs (pabo) in Nederland vaak te horen dat er niet genoeg aandacht wordt besteed aan het ontwikkelen van ICT vaardigheden. Dit verslag verwijst naar het initiatief van iXperium.

Reflectie
De rol van ICT in het onderwijs wordt steeds groter en ik ben van mening dat het belangrijk is voor lerarenopleiders om aandacht te besteden aan deze ontwikkelingen. Samenwerkingsverbanden met scholen, lerarenopleiders en leraren kunnen waardevolle informatie bieden om de theorie te koppelen aan de praktijk van het lesgeven. Ik denk dat initiatieven zoals iXperium van de Hogeschool HAN in Nederland (aankomende) leraren ondersteuning kunnen bieden om didactische ICT vaardigheden te ontwikkelen. Op deze manier kunnen (aankomende) leraren die wellicht opzien tegen het gebruik van ICT in het leerproces, ondervinden wat de voor-en nadelen zijn van het gebruik van onderwijstechnologie. Ook voor (aankomende) leraren die al veel kennis hebben van onderwijstechnologie kan een initiatief zoals iXperium interessant zijn om nieuw materiaal te ontwikkelen.

Bronnen

-Centraal Bureau voor de Statistiek. (2015). ICT Kennis en Economie 2015. Retrieved from https://www.cbs.nl

-Conradi, R. (2015). NMC Horizon 2015: de grootste uitdagingen in onderwijstechnologie. Retrieved from http://www.onderwijsvanmorgen.nl/nmc-horizon-2015-de-grootste-uitdagingen-in-onderwijstechnologie/

-Enthoven, D. (2016). ‘Ict-onderwijs op de pabo: ‘Durf vragen te stellen om verder te komen’. Retrieved from https://www.kennisnet.nl/artikel/ict-onderwijs-op-de-pabo-durf-vragen-te-stellen-om-verder-te-komen/

-HAN Hogeschool (2014). Tweede locatie iXperium op HAN Campus Nijmegen. Retrieved from http://www.han.nl/onderzoek/nieuws/opening-ixperium-nijmegen/

-New Media Consortium. (2015). NMC Horizon Report: 2015 K-12 Edition. Retrieved from http://www.nmc.org/publications/



maandag 4 april 2016

Exergames, de LO lessen van de toekomst?

Exergames, de LO lessen van de toekomst? 


  1. inleiding

We kunnen er vandaag de dag niet meer om heen. Overal en altijd worden we geconfronteerd met de digitalisering van de maatschappij. In de klaslokalen worden pen en papier vervangen door computerschermen, scrollen op de smartphone wordt voor velen een hobby, bewegingen in de zwemtrainingen worden gefilmd en geanalyseerd met de Go Pro, ’s avonds spelen de kleinsten geamuseerd spelletjes spelen op hun iPad,… We leven in een wereld waar (bijna) alles kan en mogelijk is. Blijven stilstaan is geen must, we moeten mee vooruit met de stroom. Dit hebben ook de leerkrachten LO begrepen die tegenwoordig al eens nieuwe technologische snufjes zoals exergamen introduceren in hun lessen.


  1. Exergames

In sommige scholen wordt er reeds gebruikt gemaakt van exergames in de lessen LO of tijdens de middagpauze. Maar wat zijn exergames nu eigenlijk precies? Exergaming is een samenvoeging van twee Engelse termen, namelijk “exercise” en “gaming”. In het Nederlands wordt soms de term “actieve videospelen” gebruikt. Exergames zijn gebaseerd op technologie die lichaamsbeweging of reacties registreert. Op die manier kan het spel gespeeld worden (LeBlanc et al., 2013). Het is de bedoeling dat je tijdens het exergamen je volledige lichaam gebruikt. Dit vraagt dus om enige fysieke inspanning. Er kan zowel met als zonder controller gespeeld worden, naargelang het type spel. Er zijn verschillende consoles (Wii, Xbox Kinext, Playstation Move,…) die allerlei exergames hebben. Enkele voorbeelden zijn Wii Fit, Wii Sport, Dance Dance Revolution, Grand Slam Tennis, Zumba fitness, Kinect Adventures, Kinect Sports,… Het doel van deze exergames is om het plezier en entertainment van de games te koppelen aan de fysieke activiteit.




  1. Voordelen Exergames

Het gebruik van exergames kan interesse voor de lessen LO opwekken bij de leerlingen. Exergames sluit namelijk aan bij hun leefwereld.
De effectieve speeltijd kan je als leerkracht gemakkelijk verhogen. Er hoeft geen lange uitleg gegeven worden. Kort enkele speelregels en afspraken meedelen en eventueel een demonstratie geven. Daarna kunnen de leerlingen zelfstandig aan de slag en actief het spel ontdekken. De leerlingen kunnen elke op hun eigen niveau spelen. Het fijne aan exergames is dat de leerlingen in aanraking kunnen komen met een nieuwe sport die ze in het dagelijkse leven misschien nooit zullen beoefenen. Tot slot heb je altijd iets om op terug te vallen bij slecht weer, aangezien exergames indoor beoefend kunnen worden.


  1. Kritische bedenkingen

Levert het spelen van exergames een positieve bijdrage aan de gezondheid van de jongeren? Dat is de belangrijkste vraag die ons allemaal bezig houdt tijdens het bestuderen van exergames. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat exergames minder energie verbruiken dan het beoefenen van echte sporten. Om een bijdrage te leveren aan de gezondheid, zouden de exergames minstens een matige fysieke inspanning moeten vragen. Dit komt overeen met +- 3 MET. (Ridley et al., 2008). Boksen op de Wii wordt uitzonderlijk als een matig fysiek inspannend beschouwd met een 3.2 MET. We kunnen exergames dus niet gebruiken als vervangmiddel voor het sporten. Al sluiten we het niet meteen uit, het is immers wel een goeie aanvulling (Graves et al., 2010).

Daarnaast zijn de leerkrachten niet altijd voldoende ingelicht en opgeleid om de consoles te beheren. Er is vaak nood aan kennis en ervaring.

Eén van de grootste drempels om de exergames te integreren in de lessen LO op school, is het dure kostenplaatje dat hieraan vast hangt. Niet enkel de aankoop, maar ook het onderhoud, de updates, bijhorende gadgets en de eventuele herstellingskosten brengen tal van extra kosten met zich mee. Sommige scholen lossen dit op door bijvoorbeeld slechts vijf toestellen aan te kopen, om zo een grote kost uit te sparen. Hoewel deze scholen het goed bedoelen, doen ze hier meer kwaad dan goed mee. De sportleerkracht kan slechts vijf leerlingen tegelijk actief laten bewegen, de overige twintig leerlingen kijken toe en wachten hun beurt af. In dat geval is het beter om voorlopig nog de klassieke manier van lesgeven te hanteren.



  1. Conclusie

Het is als sportleerkracht tegenwoordig een grote uitdaging om alle leerlingen actief aan de slag te krijgen tijdens de lessen en ze te motiveren om ook buiten school te bewegen/sporten. Ik betwijfel zeker niet dat het introduceren van enkele lessen exergaming op school hier een positieve vibe aan kan geven. Kinderen leren op een speelse manier actief bewegen. Zonder te beseffen dat ze aan het bewegen zijn, beleven ze plezier.
Desondanks verkies ik nog steeds de traditionele sportlessen over het exergamen. Voorlopig zijn er nog teveel nadelen aan het exergamen verbonden om hier gedeeltelijk of volledig op over te stappen.
Daarnaast heb ik het gevoel dat exergamen de aandacht en inzet omtrent actief sporten tijdens de lessen slechts tijdelijk zal verhogen. Leerlingen raken tegenwoordig snel verveeld. Na enkele lessen zijn ze een bepaald onderwerp gewoon en verliezen ze hun motivatie. De kunst is om hun  iedere les opnieuw te verrassen, voldoende variatie in de lessen te steken en innovatief te zijn en blijven. Persoonlijk ben ik er van overtuigd dat hiervoor de grootste slaagkans is wanneer je uw eigen creativiteit de vrije loop laat gaan, in plaats van steun te zoeken bij exergamen.
Het belangrijkste minpunt waarom volgens mij de opmars van exergaming zo moeizaam verloopt, is de enorme hap die het neemt uit het budget van de scholen. Zij spenderen hun geld voorlopig liever aan andere, meer essentiële, zaken…
Wanneer ik als leerkrachte er toch voor zou kiezen deze exergames te introduceren in mijn lessen, zou ik alvast de leerlingen nooit vrij laten spelen. Ik zou kiezen voor spelen die aansluiten op de doelstellingen van in het curriculum. Tot slot zou ik voldoende afwisselen tussen verschillende spelen zodat er genoeg variatie is.


  1. Extra

Wanneer u  als leerkracht LO toch overweegt om exergames uit te proberen tijdens de lessen, kunt u tal van tips en uitgewerkt lesmateriaal terug vinden op onderstaande link. Dit kan u alvast goed op weg helpen.


  1. Bronnen


Graves, L.E.F., Ridges, N.D., & Stratton, G. (2008). The contribution of upper limb and total body movement to adolescent's energy expenditure whilst playing Nintendo Wii. European Journal of Applied Physiology, 104, 617-623.

LeBlanc, A.G., Chaput, J.P., McFarlane, A., Colley, R.C., Thivel, D., Biddle, S.J.H., Maddison, R., Leatherdale, S.T., & Tremblay, M.S. (2013). Active video games and health indicators in children and youth : a systematic review. PLoS ONE, 8, 6.

Ridley, K., Ainsworth, B.E., Olds, T.S. (2008). Development of a compendium of energy expenditures for youth. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity 5, 45, 8 p.

https://food.khleuven.be/shared/content/bijlagen/eindverslag_exergames_3juni.pdf


https://lirias.kuleuven.be/bitstream/123456789/461067/1/Aan+de+slag+met+exergames+in+de+les+LO.pdf

zaterdag 2 april 2016

Richtlijnen over schermtijd, zowel thuis als in de klas

Samenvatting artikel

Het artikel uit klasse wijst ouders en leerkrachten er op dat er best afspraken worden gemaakt omtrent de hoeveelheid schermtijd. Er wordt aangeraden om deze beeldschermtijd in kaart te brengen als het kind vaak gebruik maakt van computer, tablet en TV. Er worden ook praktische tips gegeven om een onvermijdelijke discussie met de zoon of dochter binnen de perken te houden.
Maar het belangrijkste deel van het artikel is misschien wel de tabel die weergeeft hoeveel schermtijd nu juist aanvaardbaar is, en dit per leeftijdscategorie (afb.1).
(Afb. 1)














Reflectie

Ik heb voor dit artikel gekozen omdat dit onderwerp echt wel iets is waar we rekening mee moeten houden. Zeker omdat sinds een aantal jaren meer en meer met tablets en computers gewerkt wordt, kinderen beginnen er ook mee op jongere leeftijd, smartphone applicaties voor peuters en kleuters zijn al lang geen uitzondering meer. Er worden zelfs tablets op de markt gebracht die speciaal ontwikkeld zijn voor kinderen, de kiddypad is daar een voorbeeld van. Dat dergelijke applicaties en het gebruik van hoog technologische hardware goed zijn voor de cognitieve ontwikkeling van kinderen twijfelt niemand aan, maar ik wou toch eens kritisch wijzen op de nadelen ook.

Iedereen kent wel een tenniselleboog en een muishand, maar computerogen is de nieuwe term die vaak gebruikt wordt, en niet zonder reden. Volwassenen staren dikwijls meerdere uren per dag naar een scherm, dit brengt vermoeide en pijnlijke ogen met zich mee. Als dit voor volwassenen geldt, moeten we bij kinderen zeker voorzichtig omspringen met de kostbare ogen. Een meer wetenschappelijke term voor computerogen is het 'computer vision syndrome'.
Bright light scherm (afb. 2)

De tijdstippen waarop met tablets en computers mag worden omgegaan is ook van belang. De laatste uren voor het slapengaan veroorzaakt het 'bright light' van deze toestellen een verstoring in de melatonine aanmaak, waardoor de slaapkwaliteit drastisch daalt (afb.2). 






Volgens een meta-analyse van E. Minges et al. is de beste methode om de schermtijd te beperken eenvoudigweg om als ouder samen met je kind afspraken en limieten te maken. 
Rekening houden met de totale schermtijd in de klas en thuis gecumuleerd is dus de boodschap! Niet alleen voor de ouders, maar ook voor de leerkrachten.

Bronnen

Santermans M. 'Maak afspraken met je kind over schermtijd'. geraadpleegd op 02/04/2016 op https://www.klasse.be/9207/maak-afspraken-met-je-kind-over-schermtijd/

Minges E. et al., 'Reducing youth screen time: qualitative metasynthesis of findings on barriers and facilitators'. Health Psychol 2015. geraadpleegd op 02/04/2016 op http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC4456186/

'Computer Vision Syndrome' geraadpleegd op 02/04/2014 op http://www.aoa.org/patients-and-public/caring-for-your-vision/protecting-your-vision/computer-vision-syndrome?sso=y

DIYE: Do It Yourself Electronics

Technologie is onlosmakelijk met ons leven verbonden, toch hebben we er nog nooit zo ver vandaan gestaan, dit doordat technologie steeds ingewikkelder wordt. Om deze kloof te dichten en jongeren te engageren om  anders naar technologie te kijken deelt de BBC in het Verenigd Koninkrijk gratis de Micro Bit uit aan alle kinderen in “jaar 7” (kinderen van ongeveer 12 jaar) [1]. Zo’n Micro Bit is een klein computertje met verschillende ingebouwde sensoren en LED lampjes. Je kan via je computer dan zelf de Micro Bit programmeren om de LED lampjes op een zekere manier aan en uit te laten gaan of zeker metingen te doen met de ingebouwde sensoren. Dit op zich lijkt misschien helemaal niet spannend, maar het is juist wanneer je de Micro Bit gebruikt om externe hardware aan te sturen dat de mogelijkheden eindeloos worden!

Enkele van de gerealiseerde projecten:
- Een Micro Bit geprogrammeerd om temperatuur te meten die dan met  een helium ballon tot in de stratosfeer werd gestuurd.
- Leerlingen die Micro Bits hadden geprogrammeerd zodat de gebruikers konden kiezen tussen een serie van gezichtsuitdrukking om weer te geven op een LED schermpje om kinderen met autismespectrumstoornis helpen de emotionele status van de gebruiker te bepalen.
- …
Meer projecten kan je vinden op de site van de BBC [2].
De Micro Bits zijn echter pas recentelijk uitgebracht en de meeste leerkrachten zijn dus niet voorbereid om zo laat in het schooljaar nog de Micro Bits efficiënt in hun lessen in te plannen. Het aftasten van al de mogelijke projecten die je kan uitvoeren is dus nog maar net begonnen. Later dit jaar zou de Micro Bit zelfs open source gaan.
De Micro Bit is niet alleen in zijn bestaan en is mede geïnspireerd door andere DIYE zoals Arduino en Raspberry Pi. Arduino en Raspberry Pi zijn beide minicomputers niet veel groter dan een kredietkaart. Ze zijn te programmeren met gemakkelijk te gebruiken (zelfs voor beginners) open source software. Ze zijn zo te programmeren dat ze een input lezen – licht op een sensor, de druk op een knop of zelfs het ontvangen van een Twitter bericht – en kunnen omzetten in een output – een LED lampje laten branden, een motor activeren of andere hardware aansturen. Het maakt programmeren veel toegankelijker, speelser en minder abstract.
Arduino gaat zelfs een stapje verder dan enkel het gebruiken van open source software, ook de hardware is open source. Arduino spoort dus gebruikers aan om de hardware na te bouwen, aan te passen, te verbeteren en weer te verdelen onder de gebruikers.
Raspberry Pi kan daarentegen worden gebruikt als een heuse computer, in staat om bijna alles te kunnen doen als deze laptop waarop ik dit alles nu typ. Sluit een scherm, een keyboard en een muis aan en steek er een SD kaartje in met een operating system op en je kan van start gaan.
Als je denkt dat er aan deze DIYE een heus prijskaartje hangt dan heb je het mis! De typische prijs voor een Arduino en Raspberry Pi ligt ergens rond de 30 euro. Het lichtste en goedkoopste model van de Raspberry Pi kost zelfs maar 5 euro!
Reflectie
Zoals bij alle nieuwe technologie is een er een zekere leercurve en dus zal het zeker wel wat tijd en moeite kosten om het werken met en programmeren van deze DIYE onder de knie te krijgen. We zullen de lessen techniek en informatica ook niet zomaar moeten afschaffen en vervangen door enkel het werken met deze DIYE, maar de DIYE een belangrijke rol geven in deze vakken heeft denk ik zeker enorm veel voordelen. Met wat creativiteit kan je er zeker in slagen de DIYE te gebruiken buiten enkel deze twee vakken. Zeker binnen de wetenschappelijke vakken zijn de toepassingen zeer rijk, dit door de DIYE te gebruiken als alternatieven voor de anders typisch veel duurdere sensoren, enkele voorbeelden terug te vinden op de site van Micro Bit  [3].
De prijs is waarschijnlijk één van de grootste voordelen, zo wijd toepasbaar en toch relatief goedkoop. De Raspberry Pi biedt zelfs een goedkoop alternatief voor computers in de klas. Met een Raspberry Pi voor 5 euro, een afgedankte muis, keyboard en computerscherm kan je al aan de slag. Dit lijkt me zeer handig om te introduceren in derde wereld landen waar het budget voor onderwijs typisch zeer beperkt is.
Ik zelf heb heel abstract leren programmeren tijdens het middelbaar, gewoon wat getallen laten printen op een scherm is uiteindelijk maar saai. Met de DIYE kan je hele projecten op de been zetten om bijvoorbeeld robots te bouwen [4] of een alarm systeem te programmeren [5]. Zulke projecten geven veel meer voldoening en helpen jongeren inzicht te krijgen in hoe technologie in elkaar zit.
DIYE maken een opmars en er zit dan ook een grote gemeenschap achter die al hun projecten en mogelijkheden delen. Om mee in te pikken moet je dus gewoon maar even googelen en vind je dus direct een hoop ideeën. Voor mij is het ook allemaal nieuw, maar ik zou het graag proberen te verwerken in mijn lessen fysica of wiskunde!
Bronnen
[1] Cellan-Jones, R. (2016) Can the Micro Bit inspire a million? BBC. Geraadpleegd op 2 april 2016 via http://www.bbc.com/news/technology-35863859.
[2] Kelion, L. (2016) Seven outstanding Micro Bit projects. BBC. Geraadpleegd op 2 april 2016 via http://www.bbc.com/news/technology-35824446.
[3] Micro Bit (2015) The STEM Centre Collection. Geraadpleegd op 2 april 2016 via https://www.microbit.co.uk/STEM.


[4] Het Nieuwsblad (2016) Leerlingen worden leerkrachten. Geraadpleegd op 2 april 2016 via https://www.gopress.be/ravbar1ak7.
[5] Rivers, K. (2014) Getting started with Raspberry Pi in the classroom. Class Think. Geraadpleegd op 2 april 2016 via http://www.classthink.com/2014/08/24/getting-started-with-raspberry-pi-in-the-classroom/.

Actualiteitsopdracht onderwijstechologie - ELO


Ontwerp- en implementatiekenmerken van leerpaden binnen een Elektronische Leeromgeving.
Deze paper van De Smet, Valcke, Schellens en De Wever beschrijft de door hen uitgevoerde studies naar de ontwerp- en implementatiekenmerken van leerpaden binnen een elektronische leeromgeving (ELO). Hun onderzoeksopzet bestaat in het totaal uit vier verschillende onderzoeken. Van deze vier onderzoeken worden, in deze paper, het theoretisch kader, de onderzoeksmethoden en de resultaten weergegeven. De eerste studie betreft een technologieacceptatie onderzoek, vervolgens twee interventiestudies en ten slotte een kwalitatief onderzoek.

Het theoretische kader waarop elk van deze onderzoeken steunt is verschillend. Zo liggen onder andere het TAM2-model en ook de eerdere bevindingen van Venkatesh en Davis (2000) aan de basis van het technologieacceptatieonderzoek , samen met het werk van Hamuy en Galaz. De door het onderzoek gebruikte leerpadstudies zijn onderbouwd door de Cognitive Load theory, de Cognitive theory of multimedia learning en tenslotte het onderzoek rond het samenwerkend leren (CSCL). Het volledige doctoraat kan dan weer gelinkt worden aan het capaciteit framework van
Vanderlinde en van Braak (2010).

Voor hun eerste studie hebben de onderzoekers gebruik gemaakt van een vragenlijst om de leerkrachten te ondervragen. De vragenlijst is samengesteld uit de TAM2-variabelen : 'ease of use', 'usefulness' en 'subjectieve norm'. Voor de tweede studie werden er twee verschillende soorten leerpaden ontworpen. De resultaten uit de eerste studie besluiten enerzijds dat de bruikbaarheid en het gebruiksgemak cruciaal zijn in de effectieve toepassing van de ELO door leerkrachten. Anderzijds zijn ook de interne ICT-ondersteuning evenals de ICT-opleiding van groot belang. Deze resultaten zijn geanalyseerd met behulp van een pad-analyse.

Uit de tweede en derde studie wordt geconcludeerd dat de leerlingen via de leerpadinstructie beter scoren dan via een conventionele setting. Ook variabelen zoals 'gender' en 'groepssamenstelling' zijn van belang.
Bijvoorbeeld: Jongens hebben significant beter resultaten wanneer ze kunnen samenwerken met meisjes.

Bij de vierde studie maakte 'Nvivo' de analyse mogelijk. Deze software kon op schoolniveau aantonen dat er verschillende factoren bijdragen. Deze factoren zijn onder andere: de beschikbaarheid, het functioneren van de infrastructuur, het gebrek aan pedagogische steun en opleidingen voor de leerkrachten. Deze combinatie van factoren verhindert dat de leerpaden worden geïntegreerd binnen de ELO. De leerkrachten rapporteren wel dat de leerlingen goed overweg kunnen met de leerpaden. Toch zijn ze eerder verdeeld over de leerwinst.

Het wetenschappelijk belang van deze studie wordt aangetoond omdat ze een bijdrage levert aan de theorievorming aangaande de technologieacceptatie van ELO’s door de leerkrachten van het secundair onderwijs. Ook moedigt het de verdere operationalisering en integratie van de ELO aan. Daarnaast toont de studie aan dat de ontwerpkenmerken van leerpaden belangrijk zijn en dat instructie gebaseerd op dergelijke leerpaden betere resultaten kan opleveren dan via de conventionele instructiemethode.

De praktische conclusies van deze studie bevatten onder meer het advies om de ELO binnen de schoolomgeving goed te omkaderen met behulp van onder andere introductiesessies, een goede Nederlandstalige handleiding,... Verder dient ook de implementatie van de leerpaden zorgvuldig te worden aangepakt, dit om het gebruik van ELO bij de leerkrachten , die er nog niet mee vertrouwd zijn, aan te moedigen. Tenslotte wordt ook het belang van ICT integratie in het onderwijs benadrukt.

bron: 
C. De Smet, M. Valcke, T Schellens & B. De Wever (2015) 'Ontwerp- en implementatiekenmerken van leerpaden binnen een Elektronische Leeromgeving'. Onderwijs research dagen UGent, 4p. https://biblio.ugent.be/publication/6851150, geraadpleegd op 30-03-2016.

'Groeit het M-decreet van zorgendossier uit tot de ideale poort naar onderwijs in de 21ste eeuw?'

Samenvatting

Gert Van Erum, CEO van I3-Technologies heeft een enquête tijdens het schooljaar 2014-2015 onder scholen en leerkrachten gehouden met de vraag hoe ze zijn voorbereidt op de uitvoering van het M-decreet en wat ze hiervan verwachten.

Uit de resultaten blijkt dat 73% van mening is dat er onvoldoende tijd overblijft aandacht te besteden aan specifieke noden van elke leerling. 69% vindt dat men hiervoor gekwalificeerd personeel moet aantrekken en het geven van specifieke opleidingen aan de leerkrachten is nodig (61%).

Differentiatie en individueler onderwijs zijn sleutelwoorden in het 'post M-decreet' onderwijs en maakt hier maakt de overheid budget voor vrij maar beseft minder de rol van (meer) differentiatie door technologie. In het pleidooi van Gert Van Erum moet er dus meer technologische infrastructuur met de nodige software komen die via een interactieve manier de leerlingen bij de leerstof betrekken. Hierbij is echter 'De beste hardware en software volkomen nutteloos als de technologie niet wordt geaccepteerd door de belangrijkste speler in dit proces: de leerkracht.'

Het streefdoel van het M-decreet is inclusief onderwijs waarbij men veronderstelt dat niet zozeer de persoon met ‘een handicap’ ten op zichtte van de gemiddelde leerling zich aanpast aan de omgeving, maar dat de omgeving aangepast wordt aan zijn onderwijsbehoeften.


Differentiatie door technologie

Het M-decreet heeft als voornaamste doel een verandering in ons denken over onderwijs te bewerkstelligen. In inclusief onderwijs veronderstelt men dat niet zozeer de persoon met ‘een handicap’ zich aanpast aan de omgeving maar dat de omgeving aangepast wordt aan zijn onderwijsbehoeften. Het artikel haalt het M-decreet aan als een opportuniteit voor digitalisering in het onderwijs. Minder wordt er gesproken over digitalisering als 'redelijke aanpassing' voor leerlingen met een beperking.

Mijn persoonlijke mening is dat technologie het takkenpakket van een leerkracht inderdaad kan verminderen door technologie efficiënter te gebruiken. Het biedt leerkrachten de mogelijkheid om hun tijd efficiënter te ge gebruiken en in individuele begeleiding te steken of andere opportuniteiten. Hierbij hebben jongere leerkrachten natuurlijk een voordeel doordat ze meestal mee zijn met hun tijd en technologische vernieuwingen gemakkelijk ‘verteren’. Men kan niet van oudere leerkrachten dat ze in een handomdraai ineens mee met hun tijd zijn. Voor hen is het ook aanpassen. Via digitale middelen worden leerlingen betrokken tot het leerproces maar hier schuilt  het gevaar dat dit eerder een doel op zich vormt.


Conclusie

Technologie moet geaccepteerd worden door de leerkracht en dit kan enkel gebeuren als de technologie zo intuïtief en gebruiksvriendelijk mogelijk is.


Bronnen

Van Erum, G. (2015, 4 oktober). 'Groeit het M-decreet van zorgendossier uit tot de ideale poort naar onderwijs in de 21ste eeuw?' Knack. Geraadpleegd op 15 maart via http://www.knack.be


M-decreet survival guide (2015). Geraadpleegd op 23 maart 2016 via http://www.gemeenschapsonderwijs.be/sites/portaal_nieuw/Prikbordvoorleerkrachten/SO/pedagogischeondersteuning/Documents/M-decreet%20survival%20guide%2020150415.pdf

vrijdag 1 april 2016

Games tijdens de les geschiedenis: a window to the past?

Het concept gamification is niet nieuw in de onderwijswereld. Toch lijkt het onderwijs hier vrij wantrouwig tegenover te staan, om verschillende redenen. Zo is het bijvoorbeeld niet duidelijk (laat staan bewezen) of het nu effectief de leerresultaten of de studiemotivatie van leerlingen verhoogt, en dit geldt voor zowel basis- als secundair onderwijs (zoals Kevin in zijn blogbericht aanhaalde). De vraag is dan of het de moeite is om games toch enigszins in de lessen geschiedenis te verwerken, en zo ja op welke manier. Hoe kunnen computerspellen het leerproces van leerlingen bevorderen?

Iedereen herinnert zich vast nog de spelletjes uit de jaren 1990 die ons moesten leren rekenen of nieuwe woorden gebruiken. Bij deze spelletjes lag de focus echter vooral op herhaling en oefening, waardoor het plezier al niet lang bleef duren. Ondertussen zijn er al wat andere spellen ontwikkeld waar meer aandacht uitgaat naar het onderdompelen van de speler in een complexe wereld. Dit is ook de invalshoek die normaal gebruikt wordt, bij het ontwikkelen van videospellen. Commerciële games hebben jammer genoeg vaak te weinig inhoud om echt een meerwaarde te bieden aan de leerstof. Zo leer je niet veel over Wereldoorlog II als je een simpel schietspelletje speelt...

De games moeten dus complex genoeg zijn, maar ook niet te moeilijk en dus haalbaar, als men ze wilt gebruiken tijdens de les. Zo moeten zowel korte als lange termijndoelen goed geïntegreerd worden en moet het spel voor genoeg interactie zorgen, om de interesse van de jongere te kunnen behouden.
Een tweede belangrijke zorg voor geschiedenisdocenten: is er wel genoeg tijd hiervoor? Twee uurtjes per week vliegen altijd voorbij en zijn nooit genoeg om alle leerstof te behandelen.
Culturele instellingen lijken hier alvast gebruik van te maken, zoals het stadsarchief van Rotterdam, die een game ontwikkelde over het bombardement van de stad tijdens WOII: https://www.youtube.com/watch?v=vYtFMvVkmlc

Zelf, vind ik het idee om educatieve computerspelletjes te gebruiken voor geschiedenis, heel aantrekkelijk. Het zou inderdaad de interesse van jongeren beter en sneller kunnen aanwakkeren en hun probleemoplossend denken stimuleren, maar meer dan dat: het laat een grotere visualisering van geschiedenis toe. Waarom zouden we geen virtual reality kunnen gebruiken voor educatieve doeleinden? Stel je voor dat we Rome zouden kunnen bezoeken anno 53 voor Christus? Of wat als het mogelijk zou zijn zich in te leven in verschillende personages die aan het hof van Lodewijk XIV leefden? Natuurlijk mogen games de geschiedenisles niet inpalmen. Toch kan het perfect als opstap dienen, vooral wanneer wat abstractere begrippen als absolutisme moeten worden verwerkt.
Een (beperkt) gebruik van games houdt dus wel degelijk wat potentieel in zich, zowel voor de motivatie als voor het leerrendement van de leerling. Zolang het in een stevig referentiekader wordt geïntegreerd en er verbanden worden gelegd met andere leerstofonderdelen, kunnen leerlingen hier daadwerkelijk iets van leren!
Vroeger stond men ook heel fel tegen het gebruik van film in onderwijs. Nu is dit fenomeen redelijk goed ingeburgerd, dus waarom zou hetzelfde niet mogelijk zijn voor games? Bovendien hebben games meer potentieel, doordat de spelers zich helemaal kunnen inleven in een complexe realiteit, en vanuit een welbepaald perspectief naar het verleden kunnen kijken.

Bronnen:
http://www.jhsg.nl/het-verleden-verbeeld-historische-games-een-potentiele-groeimarkt-voor-historici/
http://www.geschiedenisenspel.be/geschiedenis_en_computerspellen.php
Flipping the classroom met SPOCs


Op 21 maart 2016 startte de VUB met zijn eerste MOOC. Deze Massive Open Online Course is volledig gratis en wordt gegeven door Prof. Chang Zhu en onderzoekster Daria Bogdanova. Het thema “E-learning Environments and E-learning Design” wordt in het artikel van Vub Today beschreven als origineel. MOOCs werden al langer in andere universiteiten gebruikt vanwege zijn vele voordelen. Sommige onderzoekers, zoals Will Oremus (2013), zijn niet zo overtuigd van de doeltreffendheid van de MOOCs en zijn zelfs bang dat MOOCs de jobs van de leerkrachten zou overnemen omdat de beste professor aan heel de wereld zou kunnen lesgeven. Ze opteren dan  voor  SPOCs in een blended learning omgeving. 

Maar wat is nu het verschil tussen MOOCs en SPOCs? SPOC staat voor "small private online class" en wordt dus gebruikt in kleinere groepen. De les is dan ook volledig privé. Bij MOOCs kan iedereen zich inschrijven en zijn er meestal meer studenten aanwezig. Deze leeromgeving kunnen zowel worden gebruikt in een e-learning omgeving waarbij er geen contact is met de leerkracht, maar kunnen ook in een blended learning omgeving geplaatst worden (een omgeving deels klassiek contactonderwijs deels online). Wel komt dit meer bij SPOCs voor en opteert men dan vaak voor de flipped classroom model. Bij een flipped classroom wordt de theorie thuis bekeken door middel van videofragmenten (of SPOCs) en wordt het huiswerk in de klas gemaakt. Dit model wordt al in een aantal Vlaamse middelbare scholen gebruikt en heeft verschillende voordelendie geciteerd worden door Wouter Bulckaert. Ten eerste zou het meer tijd geven voor de oefeningen omdat ze de theorie thuis bekijken. Ten tweede is er meer kans op feedback omdat de leerkracht de oefeningen samen met zijn leerlingen kan maken en hun dan beter kan coachen. Een laatste voordeel is het sturen van een eigen proces. De leerlingen kunnen de filmpjes thuis herbekijken, wat de kans op tekorten vermindert. 

SPOCs zouden dus idealer zijn voor het secundaire onderwijs, maar het blijft natuurlijk belangrijk hoe je ze gebruikt. Een studie van Lai e.a.(2016) wees erop dat leerlingen beter gingen opletten, zich beter voelden en betere resultaten behaalden als ze een positieve visuele stimulus kregen bij een antwoord op hun vragen zoals grappige afbeeldingen. Ze citeren ook Kennedy e.a. (2011) die aantoonden dat multimedia de interesse van de leerlingen en hun kritisch denken zou vergroten. Het blijft dus belangrijk om een leeromgeving te creëeren waarbij de leerlingen de leerstof op een interactieve manier kunnen aanleren en daarbij ook positieve stimuli krijgen. De leerkracht zal  ten eerste het gebruik en de functie van deze (nieuwe) leeromgeving moeten uitleggen aan zijn leerlingen. Daarna zal hij ook creatief moeten leren omgaan met SPOCs en zal hij ook zijn leerlingen moeten motiveren.


Bibliografie
Klasse (2013). Flipping the classroom zet de les op zijn kop. Klasse. Geraadpleegd op 28 maart 2016 op http://www.klasse.be/leraren/31748/flipping-the-classroom-zet-de-les-op-zijn-kop/

Lai, C.-H., Liu, M.-C., Liu, C.-J. & Huang, Y.-M. (2016). Using positive visual stimuli to lighten the online learning experience through in class questioning. The international review of research in open and distributed learning, 17(1), 1-10.

Oremus, W. (2013) Forget MOOCS. Slate. Geraadpleegd op 28 maart 2016 op http://www.slate.com/articles/technology/technology/2013/09/spocs_small_private_online_classes_may_be_better_than_moocs.html

VUBToday (2016). Vub lanceert eerste MOOC. VubToday. Geraadpleegd op 28 maart 2016 op http://www.vubtoday.be/nl/content/vub-lanceert-eerste-mooc

Studeren met je smartphone, slimme of sluwe zet?

Korte samenvatting


In kader van mijn vakoverschrijdende stage nam ik deel aan het Geïntegreerd Werkproject aan het Koninklijk Atheneum in Etterbeek. Ik hoorde van verschillende leerkrachten dat ouders hun kinderen niet durven straffen door hun gsm af te nemen omdat de kinderen hun gsm gebruiken om leerstof in te studeren.  De leerlingen nemen blijkbaar foto’s van hetgeen de leekracht op het bord schrijft en noteren zelf niets meer. Hun leerstof is met andere woorden opgeslaan onder de vorm van foto’s in hun gsm. Slimme zet van de leerlingen of  sluwe zet om toch nog toegang te hebben tot sociale media wanneer ze in principe moeten studeren? Een vraag die mij toch bezighield. In dit artikel probeer ik u verschillende visies aan te bieden van de voor- en nadelen van het gebruik van smartphones tijdens de les. Hiernaast geef ik ook enkele tips om ouders mee te krijgen in dit proces. Dit doe ik aan de hand van wetenschappelijk onderzoek en meningen van onderwijsprofessionals. 

Belang van noteren tijdens de les.


De Katholieke Universiteit van Leuven publiceert op haar website verschillende studiemethoden.  Blijkbaar is een van die methoden ook effectief notities nemen tijdens de les. Volgens het studieadvies van de universiteit is dat van onschatbare waarde. Door te noteren zou de student tijdens of na de les kunnen nagaan of er extra zaken aan bod kwamen in vergelijking met de cursustekst. Bovendien helpt het noteren het afdwalen van de gedachten. Wie noteert, blijft immers veel langer geconcentreerd.

Betere prestaties zonder gsm-gebruik?


Uit het onderzoek van de KUL is dus gebleken dat noteren een belangrijke methode is om leerstof te verwerken en te onthouden.  Indien je als leerling weet dat je de optie hebt om een foto te trekken van het lesmateriaal in plaats van het de noteren, indien je dus verkiest om te genieten van de gemakzucht van moderne technologie kunnen we dan als leerkracht stellen dat de technologie nadelig kan zijn voor de student? Dat de student haar leerstof minder goed beheerst omdat ze niet meer noteert? Dat we bijgevolg het gebruik van de smartphone niet moeten toestaan tijdens de les?
Uit  grootschalig onderzoek in het Verenigd Koninkrijk blijkt dat  slecht presterende scholieren er veel baat bij hebben als hun school smartphones verbiedt uit het klaslokaal. De onderzoekers van de London School of Economics and Political Science vergeleken de resultaten van studenten voor- en nadat scholen een smartphoneverbod hadden ingesteld. De 20 procent slechtst presterende scholieren bleken op examens tot ruim 14 procent beter te scoren.  


Voordelen van het gebruik van de gsm tijdens de les

De vraag die ik mij hierbij stel is in welke mate je het gebruik van moderne technologie zou moeten toelaten tijdens je les. Leidt de smartphone de leerling niet te veel af?  Ik vond enkele interessante visies op Klasse. Dat is een multimediaal communicatieplatform dat onderwijsprofessionals, ouders en leerlingen versterkt en verbindt. Daarvoor gebruikt Klasse online kanalen, een magazine, acties en campagnes. In een van de artikels legt men uit wat het voordeel is van het gebruik van smartphones tijdens de les. Geert Callebaut deelt zijn kritische mening op Klasse. Hij is lector nieuwe media in de lerarenopleiding van Odisee Aalst. Hij ziet vooral voordelen aan het gebruik van een smartphone tijdens de lessen.


Zo maak je herhalingsoefeningen spannend!

'Neem een smartphone serieus in je les en leerlingen leren dat ze er meer mee kunnen dan spelletjes spelen of grasduinen op Facebook. '



   Volgens Callebout is een van de voordelen dat de     leerling haar ICT-vaardigheden en mediawijsheid    traint. “Neem een smartphone serieus in je les en    leerlingen leren dat ze er meer mee kunnen dan        spelletjes spelen of grasduinen op Facebook. Op      school leren ze media ook zinvol gebruiken: ze        leren werken met Office, pdf’s maken, een route      plannen of kritisch omgaan met informatie.” Een ander belangrijk voordeel zou kunnen zijn dat je als leerkracht meteen weet welke leerstof je leerlingen nog niet begrepen hebben “Verwerk leerstof in een quiz met Kahoot, Socrative of Plickers. Juist en snel antwoorden levert de hoogste score op in de quiz. Leerlingen vinden competitie uitdagend, blijven gefocust en ontdekken waar ze nog moeten bijbenen. Ook als leraar zie je onmiddellijk welke leerstof je best herhaalt.”



Duidelijke regels, iedereen blij?


Zolang de smartphone gebruikt wordt als een studiemethode om een les interessant te houden voor de leerlingen lijkt het mij nuttig maar de bedenking blijft; hoe zorg je ervoor dat de leerlingen het enkel daarvoor gebruikt tijdens de les en dat hij niet wordt afgeleid door andere sociale media als facebook en instagram. Het doel blijft immers om technologie te gebruiken om je lesinhouden verteerbaar te maken voor de studenten. 

Misschien is het belangrijk om de leerlingen te verbieden om foto' te maken van leerstof, de leerlingen aanzetten om zelf te noteren tijdens de les en de smartphone enkel klassikaal te gebruiken bij oefeningen. Volgens Clo Willaerts, internetexpert en auteur van Het Conversity Model een handboek over sociale media, is het praktischer om bij het binnenkomen van de klas de leerlingen te vragen om alle elektronische toestellen in een bakje te leggen. Idealiter kunnen ze daar ook aan de lader hangen. Zo wordt niemand tijdens de les afgeleid door in de broekzak trillende gsm’s. Je creëert dan een ruimte zonder gadgets, zonder connectie. ”  Je zou dus als leerkracht kunnen aangeven wanneer de gsm nodig is voor een klasopdracht en de leerlingen dan toelaten om de smartphone te nemen uit het bakje.

Een infodag houden voor ouders in verband met het gebruik van smartphones lijkt mij ook een belangrijk aspect om het misbruik van smartphone-gebruik tijdens het studeren tegen te gaan. Ouders zouden bijvoorbeeld moeten weten op welke manier ze kunnen controleren welke de laatst geopende applicaties zijn op de smartphone van hun kind. Op die manier kunnen ze snel achterhalen of het kind bezig is met school of niet. Duidelijke regels, iedereen blij.

 Bronnen


Studieadvies Katholieke Universiteit Leuven (2009). Studiemethode [Brochure]. Leuven: Studieadvies Katholieke Universiteit Leuven.

'Scholen die mobieltjes verbieden scoren beter', Het laatste nieuws, 15 mei 2015,

youtube, klasse, 'zo maak je herhalingsoefeningen spannend'
https://www.youtube.com/watch?v=xfthrRgwlbk


'7 redenen voor een smartphone in je klas', Klasse, 4 juni 2015


Nationale Academie voor Media & Maatschappij, 'Mobieltjes op school', januari - mei 2011