woensdag 30 april 2014

Hole in wall is filling hole in market

TED blog: The first School in the Cloud opens in UK

Sugata Mitra is de winnaar van de TED-prize in 2013 dankzij zijn “Hole in the Wall”-project waarbij hij leerlingen liet werken met onbekende technologie. In dit experiment heeft hij een computer geïnstalleerd (met internetverbinding) in een muur van een arm dorp in New Dehli. Gelokt door hun nieuwsgierigheid kwamen kinderen deze voor hen onbekende technologie uittesten, en met succes. Zo bewees Mitra dat, zonder de directe input van een school of leerkracht, leerlingen toch zeer leergierig kunnen zijn als het onderwerp hen interesseert of als hun medeleerlingen geïnteresseerd zijn (“peer interest”).

Mitra wenste zo’n omgeving op te richten in een schoolcontext waarin leerlingen samen aan het werk gaan met nieuwe technologische snufjes. Hij wil dit voor iedereen mogelijk maken om zo de ongelijkheid tussen kinderen uit arme en rijke wijken in India (en andere landen) weg te werken. Hij wil iedereen de kans geven om gebruik te maken van technologie en op die manier hun brein verder te ontwikkelen samen met de rest van de wereld.

School in the Cloud”, gebaseerd op het SOLE (Self-Organized Learning Environment)-experiment, vloeide hieruit voort. In dit experiment verzamelen enkele leerlingen zich in een klaslokaal met verschillende computers en tablets; hier kunnen ze meer te weten komen over het onderwerp dat ze zelf kiezen. Bovendien wordt het klaslokaal ingericht door de leerlingen zelf, wat de omgeving wel vertrouwelijk en aantrekkelijker maakt.
SOLE is gebaseerd op de nieuwsgierigheid van leerlingen, maar wil vooral de motivatie en creativiteit van de leerlingen stimuleren aangezien ze niet worden bijgestaan door een leraar of mentor en ze de oplossing zelf (individueel of in groep) moeten vinden. Soms moedigt een virtuele leerkracht of mediator ("Granny Cloud") hen aan, maar voor de rest moet de groep leerlingen het zelf uitzoeken door middel van teamwork en opzoekingswerk.

De SOLE-tool is zeer populair. Zo hebben al meer dan 40 000 mensen deze toolkit gedownload om op school of thuis te gebruiken.

Mitra is dan ook volop bezig "Schools in the Cloud" op te richten. De eerste “School in the Cloud” is The Killingworth School en ze boekte al mooie resultaten. Een andere school in het Verenigd Koninkrijk en nog 5 andere scholen in India wachten op deze innovatie met veel ongeduld.

“I believe strongly that this way of teaching — engaging students and inspiring wonder, and at the same time creating independence and self-motivation — has to be the way forward for education today.”

Dit artikel bewijst nogmaals het sleutelelement van het onderwijs, namelijk motivatie of interesse. Leerlingen leren veel sneller en onthouden veel meer als ze gemotiveerd zijn of met andere woorden: als het onderwerp hen interesseert. Dit toont ook aan dat als de interesse er is dat je dankzij technologie in groep of zelfs alleen te werk kan gaan zonder enige hulp van buitenaf. Supervisie is natuurlijk aangeraden, althans op het einde van een oefening zodat de leerlingen een bepaalde fout bijvoorbeeld niet blijven herhalen en daar dan verder op bouwen. Desalniettemin zal de technologie blijven evolueren waardoor zelfs supervisie of evaluatie een taak van de computer zal worden, als het al niet zo is.
Bovendien is nieuwe technologie motiverend, aangezien alles wat nieuw en modern is de mensen en dan vooral jongeren aanspreekt.
Tot slot kan het autonoom oplossen van een bepaald probleem de motivatie nog verhogen: de leerlingen zullen zeker en vast een bepaalde vorm van fierheid ervaren na het zelfstandig afwerken van een opdracht.

Langs de andere kant houdt deze tool een zeker ‘gevaar’ in voor de toekomst van scholen en leraars. Volgens verschillende bronnen zouden scholen tegen 2050 vrijwel volledig verdwenen zijn en in 2020 zou er al 10 procent van alle cursussen online gevolgd worden. Het implementeren van SOLE zal dit proces enkel versnellen. Hoewel dit een schitterend nieuw initiatief is, mag men de waarde van een leraar in een klascontext niet vergeten.

Bron: 
- http://blog.ted.com/2013/12/16/the-first-school-in-the-cloud-opens/
Gerelateerde bronnen:
- http://www.ted.com/talks/sugata_mitra_build_a_school_in_the_cloud
- http://www.emerce.nl/nieuws/deloitte-2014-jaar-wearables-digitaal-onderwijs
- http://www.bnr.nl/radio/de-nieuwe-wereld/331788-1401/bnr-de-nieuwe-wereld-wat-als-het-onderwijs-volledig-online-is
- http://www.bnr.nl/?service=player&type=fragment&articleId=2125934&audioId=2128072


 Julien Chérot                                                                                                         
Dino’s in het onderwijs
Jessica De Ras – SLO Nederlands

Samenvatting
In het artikel Tablets in de klas, of beter niet, geeft Westera (2013)zijn menig over de hype omtrent tablets in het onderwijs. Hij stelt dat het onderwijs halsstarrig vasthoudt aan hetgeen het kent en revoluties slechts geleidelijk aan toelaat. Zo brengt hij het voorbeeld van het gebruik van computers, tv en zelfs de balpen ter sprake. Dit vindt zijn basis in het feit dat de innovatie moet passen in het (oude) schoolmodel. Volgens Westera (2013, p.25) zijn de tablet en andere technologische vernuftigheden “cognitieve prothesen, uitbreidingen van onszelf, die onze vermogens en onze cultuur versterken”. Hierdoor kan de jeugd tegenwoordig niet meer zonder. Als we onderwijs op maat willen aanbieden moeten we een opening vinden in het schoolmodel om tablets te introduceren.

Reflectie
Op zijn drie jaar verraste onze zoon ons door zijn kunde met een tablet tentoon te stellen. Spelletjes spelen op de ipad bleek kinderspel. Echter toen ik mijn technologisch vernuft uit mijn jeugd bovenhaalde, jawel een game boy (zonder kleurenscherm!), wou hij dit direct uitproberen. Meteen kronkelde de kleine vingertjes over het scherm en was er teleurstelling te lezen op zijn gezicht toen het mannetje niet bewoog. Een kind van de 21ste eeuw… Technologie wekt enorme nieuwsgierigheid op bij de jeugd. Daarom zou het mogelijks interessant zijn om tablets te introduceren in het onderwijs. De nieuwsgierigheid die de kinderen aan de dag leggen voor technologie kan zich vertalen naar het onderwijs. Aan de Limburgse hogeschool PXL blijkt proefproject Tabilo alvast een succes. De leerlingen stellen dat ze beter opletten in de klas door het gebruik van tablets en beweren dat de leerstof beter wordt geïntegreerd (“Gebruik van tablets in secundair onderwijs kent bijval”, 2013). Voor leerkrachten gaf het gebruik van de tablet kans om diepgang en activerende werkvormen te incorporeren in hun les (Steeneken, 2013). Mevrouw Van Uffelen stelt tevens in een Volt-discussie dat het ‘cool’ zou zijn voor de leerlingen om het gebruik van technologie te integreren in alle lessen. Echter stel ik me hierbij de vraag hoe lang dit voor de jongeren cool zal zijn en overslaat tot vanzelfsprekendheid. Het zal na verloop van tijd iets alledaags worden en leerlingen zullen zich dan wederom afzetten tegen leren (zoals vele leerlingen hun vooraf gingen). Het is niet enkel rozengeur en maneschijn. Het gebruik van een tablet geeft ook kans op afleiding, denk maar aan de ruime scala aan spelletjes en apps. Laten we nog eens terugkijken op het gedrag van onze zoon. Bij ieder oudercontact krijgen we te horen dat zijn fijne motoriek beter kan en hij hierop moet oefenen door te knutselen (knippen, plakken, tekenen en zo verder). Maar wie wilt nu nog knutselen als hij of zij zombies kan doden, schatten zoeken en races houden? De tablet wordt geïntroduceerd als iets ontspannend maar kan de ontwikkeling van een kind ook hinderen. We kunnen het vegen met de vinger slechts in geringe mate opvatten als fijne motoriek. Maar hebben we onze fijne motoriek om te schrijven wel nog nodig als de tablets helemaal geïntegreerd worden in het onderwijs? Wordt het dan niet interessanter om dactylo aan de kinderen te leren in plaats van schoon schrift? Het doet me haast huiveren dat de toekomstige jeugd het schrijfproces slechts matig onder de knie zou hebben.  Hiernaast moeten we terugblikken op onze schooltijd en die van sommige jongeren nu. Zeven verschillende lessen op een dag, pennenzakken met balpennen, pennen, kleurtjes, potloden en zo meer allemaal in één boekentas gesjouwd. En dan met de kin omhoog, wankele benen en kromme rug naar school. Het gebruik van de tablet zou hiervoor een oplossing kunnen zijn. Cursussen kunnen worden gedownload en invuloefeningen worden gemaakt op de tablet. Dag zware boekentas! Maar het meedragen van een tablet heeft ook zijn nadelen. Zo zullen er nu naast pennenzakken, portefeuilles en gsm’s ook tablets worden gestolen. Dag alle cursussen en notities. Een grote hap uit het budget van de ouders of school. Want laten we eerlijk zijn, goedkoop zijn tablets nog niet. Eerlijkheidshalve moet toegegeven worden dat cursussen en schoolboeken ook niet goedkoop zijn maar wel minder aantrekkelijk om te stelen.
Noem me een dino maar na het overwegen van voor –en nadelen van tablets in het onderwijs, houd ik dit technisch speeltje liever thuis. Maar de mogelijkheid tot een meteoor of vulkaanuitbarsting op onderwijstechnologisch vlak is niet uit te sluiten en niet te stoppen.

Referenties
Westera, W. (2013). Tablets in de klas, of beter van niet? Onderwijsinnovatie, september, 24-25. Geraadpleegd via www.ou.nl
Steeneken, A. (2013). Tablet Gebruik voor Activerende Leeractiviteiten: Een exploratieve case study binnen het Vlaams beroeps en technisch secundair onderwijs (masterproef). Universiteit Twent, Nederland.
(2012, 18 april). Volt-vraag: de tabletcomputer is ons onderwijs er wel bij gebaat? [filmbestand]. Eén. Geraadpleegd via www.een.be

(2013, 9 oktober). Gebruik van tablets in secundair onderwijs kent bijval. Gazet van Antwerpen. Geraadpleegd via www.gva.be

Reverse engineering als educatiemiddel?

Reverse engineering als educatiemiddel?

Inleiding

Reverse engineering is het omgekeerde proces van productie en ontwerp: men vertrekt van het afgewerkt produkt en probeert via allerlei technieken te achterhalen hoe de technologie tot stand is gekomen. Het eerste wat bij veel mensen daarbij opkomt is een notie van malafide bedoelingen: proberen na te maken wat de originele bedenker heeft bedacht of geconstrueerd. Om die reden zijn constructeurs dan ook meestal geneigd zichzelf zoveel mogelijk in te dekken tegen reverse engineering. Dit kan met allerlei wettelijke middelen, zoals allerlei —zoals dat in het Engels heet— disclaimers of vrijwaringsclausules. Dan is het de bedoeling dat de consument, alvorens hij het produkt gebruikt, ondertekent dat hij het produkt niet gaat analyseren.  Een andere typische methode die bij software heel vaak voorkomt, is het implementeren van allerlei trucs die technieken voor reverse engineering bemoeilijken. Het gaat dan over decompilatie (het omzetten van machinecode naar de originele hogere programmeertaal), tracing (het stap voor stap volgen van de uitvoering van een programma) en disassemblering (het omzetten van digitale machinecode naar leesbare tekens) van software.

Een andere kant van het verhaal

We kunnen reverse engineering echter ook op andere manieren bekijken.   Laat ons twee concrete voorbeelden nemen om dit te illusteren.

Een eerste voorbeeld zal de ingenieurs onder u wellicht aanspreken: mijn broer, een geboren electronicus, was al op zijn 14 jaar bezig met het uit elkaar halen van allerlei electronische apparatuur in huis, waaronder de radio's (tot groot ongenoegen van onze ouders). Inderdaad: om tot een goed begrip te komen van bepaalde materie is het bekijken van andermans' werk soms zeer leerrijk. Er rijst dan ook de vraag of de techniek(en) ook niet beschouwd kunnen worden als een essentieel deel van het leerproces.

Het tweede voorbeeld heeft te maken met iets helemaal anders: technologie (àlle technologie!) kan voor goede of slechte doeleinden gebruikt worden. Nemen we bijvoorbeeld het fenomeen van computervirussen: willen we de dreiging van een bepaald (al dan niet ingenieus geconstrueerd) computervirus afwenden, dan zijn we eigenlijk verplicht om het virus te reverse engineeren. In de limiet gesteld is het dus misschien wel naïef om te veronderstellen dat het actief bestrijden van reverse engineering op de lange termijn wel zoveel voordelen biedt.

Een stapje terug in de tijd

In 1994 schreef Andrew Schulman reeds een opiniestuk in een boek over ongedocumenteerde functies van het toen meest gebruikte operating system voor de PC, namelijk MS-DOS.[1]  In dit werk maakt hij zelf intensief gebruik van reverse engineering tools.

Schulman merkt op dat heel wat software verkocht wordt onder een zogenaamde "schrink-wrap license". Dit houdt in dat de consument afziet van zijn recht om het produkt terug geven zonder kost, van zodra hij de verpakking openscheurt. Het probleem is dat de contractuele bepalingen meestal binnenin de verpakking zitten, waardoor de klant dus eigenlijk geen overleg kan plegen met de verkoper alvorens tot de aankoop over te gaan: een essentieel onderdeel van elke economische transactie.

Om de zaak nog vreemder te maken, citeert Schulman:[2]

"REVERSE ENGINEERING IS NOT IMPROPER MEANS
Many products are manufactured pursuant to plans or with technologies that are trade secrets and then sold to the public at large. In some cases the method of manufacture of these items may be discovered by careful study of the object. Typical methods of discovery include taking the product apart or performing experiments on it. This process of analysis is usually called "reverse engineering." Numerous cases hold that reverse engineering is not an improper means of learning a trade secret. Risk of discovery by  engineering is a risk that a firm takes when it chooses to rely on trade secret protection for a valuable commercial asset. Note that if a firm secures patent protection for a new device or manufacturing process it is protected against "reverse engineering." This is one of the most important differences between patent and trade secret protection."
De keuze  voor de producent is inderdaad: bescherming genieten via patenten maar met openbaarheid van de gebruikte kennis, ofwel het systeem van bedrijfsgeheim. Zelfs een copyright beschermt de producent niet altijd tegen reverse engineering, zoals de volgende uitspraak van een rechtbank getuigt:[1]

We conclude that where disassembly is the only way to gain access to the ideas and functional elements embodied in a copyrighted computer program and where there is a legitimate reason for seeking such access, disassembly is a fair use of the copyrighted work, as a matter of law.
Schulman besluit dat ook het publiceren van gedecompileerde of gedisassembleerde code (zoals in zijn boek) óók een vorm van "fair use" is. Immers, zo repliceert hij, wordt software beschouwd als een vorm van literatuur, en literatuur moet openstaan voor kritiek. Dit concept, literary criticism, wordt ook bijgestaan door auteur en software-analist Geoff Chappell, die een diep begraven stuk machinecode ontdekte in MS-DOS dat de compatibiliteit met bepaalde software doelbewust saboteerde.[1][3]

Reverse engineering vandaag

De Amerikaanse wet op het copyright voorziet expliciet dat  reverse engineering toegestaan is voor kritiek, commentaar, journalistiek en educatieve doeleinden.[4]

Europa is helaas een pak restrictiever in haar aanpak. Zowel de originele wet van 1991[5] als de nieuwe wet van 2009[6] maken hooguit een uitzondering voor het geval een stuk software compatibel gemaakt moet kunnen worden met bestaande hard- of software.

Toch krijgen we, ook in Europa, ook vandaag te maken met reverse engineering dat tot op heden zonder gevolg blijkt te zijn. Een mooi voorbeeld is het ReactOS project, een Open Source clone van MicroSoft Windows dat zeer doorgedreven voortbouwt op reverse engineering van de echte Windows-software. En laat ons vooral ook niet vergeten dat de hele historiek van de betaalbare personal computer voor een heel groot deel steunt op reverse engineering van de originele PC XT en PC AT van IBM.

De conclusie is wellicht dat het laatste woord nog niet gezegd is, en misschien (hopelijk) in de nabije toekomst de weg voor reverse engineering ook wettelijk terug opengesteld wordt voor educatieve doeleinden.

Referenties

[1] Schulman, A., Brown, R., Maxey, D., Michels, R.J. and Kyle, J. (1994) Undocumented DOS, Addison-Wesley, ISBN 0-201-63287-X, pp. 333–336.

[2] (Via [1]) Schechter, R.F. (1993) Unfair Trade Practices and Intellectual Property, West Group Pub., ISBN 978-0314019493, pp. 135–136.

[3] Record of AARD Research

[4]  Copyright Law of the United States of America

[5] Council Directive 91/250/EEC of 14 May 1991 on the legal protection of computer programs, art. 6

[6] DIRECTIVE 2009/24/EC OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL of 23 April 2009 on the legal protection of computer programs, art. 15

Openculture, Educatie voor iedereen met internet

Ik had graag de website “Openculture”[1] onder de aandacht gebracht. Een blog als deze is daar een uitstekend hulpmiddel voor. 

“Openculture.com” is een website ontstaan in 2006 opgericht door een aantal leden van de Stanford Universiteit te Californië. Ze is echter niet meer verbonden met deze universiteit. In hun beschrijving verwijzen ze naar een problematiek van het internet. Het internet is sinds zijn ontstaan steeds groter en groter geworden. De hoeveelheid informatie is niet maar na te gaan. Ik moet spontaan denken aan het plan van de uitgeverij Pediapress om de online encyclopedie wikipedia af te drukken. [2]
Daarom besloot Dan Coleman over te gaan op het verzamelen van alle mogelijk “online lessen”. Deze variëren van korte You-tube filmpjes tot heuse lessenreeksen waar je op het einde ook nog een certificaat van ontvangt. Momenteel bieden ze een 900tal online lessen, een 600tal gratis online films, 550 audio-boeken, 600 ebooks voor kindl, 46 taallessen en de lijst van mogelijkheden gaat verder. De makers van openculture zien zichzelf als curatoren in dit geheel. Ze bieden een overzichtelijke manier aan om keuze te maken tussen al deze kennis.

Ik ben zelf een erg grote fan van deze website. Een van de grote voordelen is dat je er als publiek op verschillende manieren mee kan omgaan. Volg je ze op facebook of twitter dan kom je snel terecht op korte inspirerende (en ook toch populaire) artikels. Eens je op de website zelf terechtkomt, kan je uren doorklikken naar langere en diepgaandere teksten, pdf’s, filmpjes en zelfs hoorspelen. Voor mij persoonlijk ligt het nut van deze website erg hoog. Ze is ideaal ter lesvoorbereiding en kan een hele hoop voorbeelden leveren. De hiaat in de website is echter wel zo dat het mij nog ietwat stoffig overkomt voor een gemiddelde 16-jarige. De stijve manier van presentatie is niet wat mee loopt met de huidige onderwijstechnologie. Het lijkt mij dan ook boeiend om een tussenstap te creëren in de vorm van een applicatie.  Een manier om voor leerkrachten zelf te kunnen curateren, om bepaalde lessen te kunnen bundelen en ze als achtergrond informatie aan de leerling te kunnen meegeven.
Dit weerlegt echter niet dat ik van mening ben dat er veel meer nood is aan websites als deze dan aan de miljoenen software waarvan de verpakking veel beloofd maar de uitwerking weinig toepasbaar is binnen het kader van de lesgeving. De openculture website ligt dan ook voor een deel in het verlengde van de open resource software. Ze promoten het gratis aanbieden van kennis aan iedereen wereldwijd. Mijn laatste bedenking daarbij is dat de website zich gedraagt als open resource maar nog steeds geleid wordt door een selecte groep van universitaire. Het is uiteraard mogelijk om zelf deel te nemen maar dit kan enkel door contact op te nemen met de webmaster. Hierdoor ontstaat een toch enorm westerse vorm van curateren die vooral opvalt binnen de artikels die verschijnen op hun facebook of twitter account.




[2] http://www.npr.org/blogs/alltechconsidered/2014/03/27/295262783/printing-wikipedia-would-take-1-million-pages-but-thats-sort-of-the-point

Wie kan programmeren, heeft de toekomst

Dit artikel gaat over het gebruik van technologie in het onderwijs en de invoering van een vak als digitale leeromgeving op reeds vroeger leeftijd. Vandaag de dag leven we nu eenmaal in een wereld die meer en meer digitaal verloopt. Door slechts enkele seconden bezig te zijn met bijvoorbeeld onze smartphone, weten we wat er zich afspeelt aan de andere kant van de wereld. Technologie is dus een onmisbaar gegeven geworden in ons dagelijks leven. Waarom zouden we dan niet technologie en meer bepaald alle mogelijkheden verbonden met technologie en onderwijs aan onze kinderen op reeds vroege leeftijd mee geven?
In het artikel gaat het niet enkel om het puur gebruiken van technologie maar ook het maken ervan. Hoe vroeger men leerlingen laat kennis maken met technologische snufjes op het net en in de klas, hoe beter en creatiever ze hier later mee kunnen omspringen. Dit ontwikkelt vaardigheden, en het zijn deze vaardigheden waar werkgevers meer en meer naar op zoek zijn in toekomstige werknemers. Het puur kunnen voorleggen van kennis is niet meer het belangrijkste. Vaardigheden die je kritisch doen nadenken en creatief laten ondernemen zorgen er voor dat je een stevige positie in de maatschappij kan verwerven. Een van deze vaardigheden die vandaag zo centraal staan in onze maatschappij is namelijk deze ict-kennis.
Er wordt hier verder nadruk gelegd om creëren in de plaats van consumeren. Meer en meer scholen wereldwijd starten met het invoeren van programmeercursussen voor kinderen op reeds vroege leeftijd (vanaf zeven jaar al in Estland). Het doel is slimme gebruikers van technologie te ontwikkelen en het klassieke denken dat computers gewoon dingen zijn om te gebruiken doorbreken. Ook bekende namen in de media die zelf een succes verhaal achter de rug hebben door het slim gebruiken van media pleiten hiervoor (Mark Zuckerberg, Steve Jobs, Bill Gates...).
In dit artikel wordt verder het projectInternet 2025 aangehaald. Dit project richt zich op de rol van technologie in de toekomst. Het project vertrekt vanuit tekeningen van kinderen die ze maken in de basisschool. De tekeningen gaan over hoe de kinderen hun toekomst zien met technologie. Deze tekeningen vormen de basis voor een debat rond onderwijstechnologie tussen bedrijven. De resultaten van wat enkele kinderen bedachten over technologie en de toekomst zijn best opmerkelijk en kan je terugvinden in het artikel boven de titel 'De toepasbaarheid van technologie'. 
Het belangrijkste dat dit artikel wil weergeven is niet de vraag beantwoorden of technologie thuishoort in scholen of niet, maar de vaardigheden die het gebruik ervan kan ontwikkelen bij kinderen. En dat wie de technologie reeds op jonge leeftijd onder knie heeft, zijn/haar toekomst in handen heeft.

Ik ben akkoord met wat er in het artikel wordt gezegd. Het aanleren op vroege leeftijd van technologie maakt dat op het einde van hun schoolloopbaan een heel deel van de kinderen goed is in het gebruik van technologie. Zeker kinderen die op jonge leeftijd nieuwsgierig zijn kunnen hier veel vaardigheden uit ontwikkelen. Het is niet alleen interessant om kinderen al op jonge leeftijd vaardigheden aan te leren over technologie in het onderwijs, het is daarbij ook veiliger. Niet elk kind heeft besef van de gevaren van het gebruik van bijvoorbeeld internet. Door kinderen hier al vroeg mee te leren werken leren ze dit reeds op jonge leeftijd. Voor het onderwijs zelf biedt dit ook mooie toekomstperspectieven. Meer en meer zullen er technologische mogelijkheden worden uitgevonden. Wat ik echter wel vind dat vermeden moet worden is dat we volledig afhankelijk worden van technologie in het onderwijs.Verder moet de technologie toegepast worden in de mate dat alle kinderen mee kunnen volgen. Wat met oefeningen waarbij smartphone nodig is maar niet elk kind beschikt over een smartphone?

https://onderwijsdatabank.s3.amazonaws.com/downloads/16.pdf?Signature=1egY%2BBpLaJTSVxHSBZJa4Az3H24%3D&Expires=1398866903&AWSAccessKeyId=AKIAIWEDR6NJ7CW6I3UA


DigiPlein365. Is jouw school klaar voor de next step?



DigiPlein365. Is jouw school klaar voor de next step?

Op de website van Speyk, een ICT bedrijf, ben ik een artikel tegengekomen over DigiPlein 365. DigiPlein 365 is een programma dat ontwikkeld werd door Microsoft. Dit programma maakt het mogelijk om verschillende informatie betreffende het schoolgebeuren bij elkaar te brengen. Hoezo? Wel, sommige leerkrachten gebruiken bijvoorbeeld SOM (een schoolinformatiesysteem) waarbij ze verschillende dingen kunnen bijhouden zoals de aanwezigheid of afwezigheid van een leerling, een agenda enzovoort en werken daarnaast ook nog met PowerPoint en Worddocumenten waarin  lesmateriaal staat. Met DigiPlein 365, een digitaal platform, kan je in combinatie met het Office pakket zeer eenvoudig werken blijkt het, omdat zoals op een iPhone of in Windows 8, verschillende programma's weergegeven worden in de applicatietegels.
Om van DigiPlein 365 gebruikt te kunnen maken, heb je wel internet nodig. Je dient een login en een wachtwoord aan te maken. Je kunt kiezen om per applicatie dus bijvoorbeeld in SOM, apart in te loggen of slecht één wachtwoord te gebruiken voor alle applicaties.
Office 365 is eigenlijk de cloud van Microsoft. Je slaat zo gezegd bestanden en materiaal op in de lucht zodat je altijd toegang hebt tot je bestanden zonder noodzakelijk aan je computer te moeten zitten. Deze uitvinding bestaat wel al eventjes, DigiPlein 365 echter, is net op de markt. Office 365 betekende al een vooruitgang in de samenwerking met collega's omdat je gemakkelijk informatie kan delen. Office 365 is gratis voor studenten en sinds december 2013 kan iedere onderwijsinstelling gratis werken met Office 365 ProPlus, een sterkere versie.
Op het internet vind ik niet terug wat de kostprijs is van DigiPlein en hoe je het kan verkrijgen. Op de website van Speyk staat er dat je met hen contact kan opnemen om eens een kijkje te nemen in DigiPlein 365. 


 










Reflectie

Het ziet me er interessant uit omdat ik zelf nood heb aan structuur en overzicht. Met dit programma kun je dat verkrijgen en verschillende zaken tegelijkertijd beheren. Ik werk tegenwoordig met Windows 8 en ik vind het heel praktisch om via tegels een overzicht te hebben op zaken die voor mij belangrijk zijn. Ik vraag me wel af of DigiPlein365 een dure aankoop is voor de school want momenteel is het niet eenvoudig voor de scholen om voldoende budget uit te trekken voor nieuwigheden. Het nadeel is dat je afhankelijk bent van het internet. Tegenwoordig is er wel overal internet maar op één van mijn stagescholen werkt het internet niet altijd even goed. Een ander nadeel is dat niet iedereen over een smartphone beschikt. Het is wel zo dat je op de dag van vandaag een kunt bemachtigen voor een aanvaardbare prijs. 
Om meer te weten te komen over dit nieuwe goedje, heb ik een mailtje gestuurd naar Speyk voor wat meer informatie en misschien dat ik dan een kijkje kan nemen binnen DigiPlein365. 
Ik houd jullie op de hoogte.


Referenties

  • http://www.speyk.nl/blogs/digiplein365-is-jouw-school-klaar-voor-de-next-step

  • http://www.technologie-onderwijs.nl/artikelen/digiplein365-is-jouw-school-klaar-voor-de-next-step/#.U2DBGVcV1co

  • http://product.simaconderwijs.nl/Onze_producten/SOM

Studygrasp: een veredelde agenda of een handige tool?

Samenvatting. Studygrasp is een online dienst die studenten op hogeschool of universiteit helpt bij het plannen van lessen, opdrachten en het verwerken van het studiemateriaal. Er ligt een sterke nadruk op het vinden van een goed ritme. Dit zou cruciaal zijn voor studenten om te kunnen slagen. Wanneer het studeren een routine wordt, hoef je geen keuzes meer te maken en kan je deze kostbare tijd besteden aan kennis opdoen. Studygasp is ontworpen om de student te helpen bij het opdelen en inplannen van de te kennen leerstof. Grote stukken worden onderverdeeld in kleinere deeltaken, die vervolgens verspreid worden over enkele dagen waarbij dit alles in een mooi overzicht wordt gegoten. De tool is helaas niet gratis, al kan je hem wel 30 dagen gratis uitproberen. Na de trail kan je overgaan tot aankoop waarbij je 39 euro betaalt voor een jaar of 70 voor drie jaar. Volgens de site van Studygrasp kost een jaartje zittenblijven al gauw 13.000 euro, dus dit lijkt een koopje. Bovendien helpt Studygrasp niet alleen met opdelen en inplannen, er wordt ook dagelijks een email reminder gestuurd die vertelt wat er je die dag te doen staat inclusief een korte samenvatting van de rest van de weekplanning. Een wizard helpt je je rooster en te vullen en dit te koppelen aan de hoorcolleges. Studygrasp vertelt je vervolgens wat je studiebelasting zal zijn en maakt op basis hiervan een planning op.

Reflectie. Ik ben alvast niet overtuigd van het nut van deze handige tool. Ik zie niet goed hoe deze planner meer bijdraagt dan een gewone agenda. Een planning opstellen vraagt voorbereiding en kritisch nadenken. Iets wat je zowel met een agenda als met Studygrasp dient te doen. Ik betwijfel of een student die doorgaans geen planning opstelt, met Studygrasp de motivatie krijgt om dit nu wel te doen. Laat staan om de planning dan ook te gaan opvolgen. Op de blog van ICT&Onderwijs las ik dat je bij het niet volgen van de planning een mailtje krijgt met de boodschap “volgende keer beter”. Aansporen om het anders aan te pakken doet deze boodschap volgens mij niet. Tenslotte ontbreekt er volgens mij ook nog een sociale druk. Het lijkt me handig als je je agenda met studiegenoten kan delen. Zo kan je vergelijken of er geen belangrijke zaken ontbreken en kunnen zij meevolgen of je je planning wel nakomt.

Bronnen.
ICT&Onderwijs BLOG, 2014, Plan je studie Studygrasp, via http://ictoblog.nl/2014/04/22/plan-je-studie-met-studygrasp
FrankWatching, 2014, StudyGrasp: Vind ritme met de studieplanner, via http://www.frankwatching.com/gespot/studygrasp/

Studygrasp, 2014, Vind je ritme, haal je vakken, via https://studygrasp.com/nl/index.html

Het gebruik van smartphones voor korte evaluaties binnen de lespraktijk.

Het kan niet worden ontkend, het gebruik van smartphones neemt in een korte periode behoorlijk sterk toe. In de meeste klaslokalen bevindt deze ‘slimmere’ versie van de inmiddels ouderwetse GSM mét toetsenbord zich nog enkel onder de lesbanken, waar leerlingen ze stiekem wegmoffelen in de hoop niet betrapt te worden.  Toch wordt tegenwoordig steeds vaker gepleit voor het implementeren van deze toestellen in de lespraktijk.

Ook in het online tijdschrift MarcoEle, een tijdschrift voor leerkrachten Spaans aan anderstaligen, wordt het gebruik van smartphones en tablets als een positieve evolutie naar voren geschoven. Na een korte uiteenzetting over de geschiedenis van Las TIC (Technologieën van de Informatie en de Communicatie), die start in 1960 met de teaching machines, besluit Simons dat het rijke gamma van technologieën oneindig en vooral niet bij te houden is. Nieuwe applicaties, tools en leermogelijkheden blijven zich moeiteloos aandienen. Daarenboven zijn technologieën te integreren in zowat alle lessen. Ook om een nieuwe taal aan te leren kunnen deze moderne technologieën volgens Simons erg bevorderend en motiverend zijn. Naast oefeningen over woordenschat, grammatica, cultuur en literatuur kunnen ze de uitspraak en het verstaan van de second language positief beïnvloeden. Daarbovenop kan ook evaluatie een heel stuk vergemakkelijkt worden met behulp van de technologie.

Gezien ik soms moeite heb met het integreren van (korte) evaluaties in mijn lessen, trok dat laatste aspect mijn aandacht. Aan het einde van het artikel wordt verwezen naar de website van MarcoEle waarop een uitgebreide lijst van applicaties en tools te raadplegen valt. Daarin wordt onder meer de applicatie Socrative voorgesteld. Om het nut van het gebruik van Las TIC in de (korte) evaluatie van leerlingen te beschrijven, heb ik de applicatie uitgetest.

So creative?

Allereerst verloopt het registreren op de website van de applicatie zeer vlot. Socrative is overigens te gebruiken op elk apparaat en met eender welke webbrowser. Voor elke sessie krijgt de leerkracht een Room number toegewezen. Studenten kunnen eenvoudig inloggen door dit nummer in te geven op de website. Vervolgens kan je de leerlingen multiple choice-vragen, open vragen  met een kort antwoord, ja/neen-vragen of enkele quizvragen stellen. Daarna zijn alle antwoorden meteen zichtbaar op het scherm van de leerkracht.

Op mijn stageschool ben ik nagegaan of elke leerling een smartphone in het bezit had. In één klas was dit het geval. In deze klas heb ik de applicatie uitgetest na een les Nederlands over taalhersenen en het brein. Ik had net een moeilijk schema uitgelegd over het taalsysteem. Toen ik vroeg of iedereen het begrepen had knikten alle leerlingen volmondig ja. Vervolgens heb ik hen met Socrative aan een test onderworpen. Ik stelde een vraag waarop ze simpelweg ‘waar’ of ‘niet waar’ moesten antwoorden. Uit die vraag zou blijken of ze het schema al dan niet begrepen. Dat bleek dus niet zo, de helft van de leerlingen gaf een fout antwoord. Nadat ik het schema nog eens uitgelegd had, stelde ik een multiple choice-vraag. Negentig procent van de leerlingen had de vraag juist. Ik kon de les dus voortzetten.

Over het algemeen vond ik het gebruik van deze applicatie om kort te evalueren heel nuttig. Normaalgesproken zou je meerdere toetsende vragen kunnen stellen aan enkele leerlingen, maar dan heb je geen zicht over de kennis van de volledige klasgroep. Met Socrative is dat wel mogelijk. Het is een snelle en effectieve manier om snel iets te toetsen. Daarnaast kan de applicatie ook gebruikt worden om open vragen te stellen. Elk antwoord is juist en elke leerling krijgt een gevoel van participatie. Verder krijgt de leerkracht respons van iedereen, ook van de leerlingen die tijdens de les minder hard meewerken. Als laatste is het gebruik van smartphones met deze applicatie ook een goedkopere variant van de clickers.

Uiteraard is het nadelig dat er enkele voorwaarden verbonden zijn aan het gebruik van dit soort applicaties: Alle leerlingen moeten beschikken over een tablet of smartphone. Daarnaast moeten deze toestellen een goede internetverbinding hebben.

Toch ben ik ervan overtuigd dat applicaties als Socrative een meerwaarde kunnen bieden voor het lesgebeuren. Wat vaak als iets negatiefs wordt beschouwd (het gebruik van smartphones in de les), wordt hier omgekeerd tot een positieve bijdrage aan de leeromgeving.

 Bronnenlijst

Byrne, Richard. Three good ways to use Socrative in your classroom. Free technology for teachers in the classroom (2013). http://www.freetech4teachers.com/2013/04/three-good-ways-to-use-socrative-in.html (Laatst geraadpleegd op 29/04).

Guerrero, Carlos. Uso de clickers en clase. http://www.guerrerotome.com/?page_id=81 (Laatst geraadpleegd op 29/04).

Koebler, Jason. Teachers use cellphones in the classroom. Usnews (2011). http://www.usnews.com/education/blogs/high-school-notes/2011/10/26/teachers-use-cell-phones-in-the-classroom (Laatst geraadpleegd op 29/04).


Socrative (2014). http://www.socrative.com/ (laatst geraadpleegd op 29/04).

Een computer en tablet per leerling!! Helpt het wel?

Dit werk gaat gedeeltelijk verder over de cijfers die Abdellatif Bouazza aanhaalde in zijn blog.

Bronnen: 


Belga, 2013, "Vlaamse scholen hebben meer computers maar leerkrachten maken er weinig gebruik van",   http://datanews.knack.be/ict/nieuws/vlaamse-scholen-hebben-meer-computers-maar-leerkrachten-maken-er-weinig-gebruik-van/article-4000462085768.htm


Onderwijs Vlaanderen, 2013, "ICT op school: vooruitgang, maar nog lange weg te gaan", 
 http://www.ond.vlaanderen.be/nieuws/2013/11-29-ICT-monitor.htm


Samenvatting

Het doel van ICT op school in Vlaanderen werd in 2013 als volgt beschreven:

Volgens de Vlaamse minister van onderwijs is ICT geen doel op zich. "Het belangrijkste is dat jongeren van vandaag op school de gepaste competenties verwerven om zich aan te kunnen passen aan de steeds snellere veranderingen in onze maatschappij, onderstreept Pascal Smet" (onderwijsvlaanderen, 2013). De leerkrachten en scholen zijn vrij om deze gepaste competenties in te vullen. 

het artikel van Belga refereert naar een artikel van klasse waar wordt beweerd dat secundaire scholen over 1 computer/tablet per leerling bezitten. Slechts 35% van de leerkrachten secundair onderwijs zou de computer met enige regelmaat gebruiken.


Reflectie

Het slagen van een goed ICT beleid hangt grotendeels af van de bekwaamheid van de leerkrachten en de school. Om het leerproces van de leerling te verbeteren binnen een vakdomein is het essentieel te weten welke gespecialiseerde software op de markt is voor je vakdomein. Volgen mij is het gebrek aan bekendheid van openbronsoftware en de volledigheid van bepaalde softs, de reden waarom een groot deel van de leerkrachten de pc niet vaak gebruiken om hun lessen te ondersteunen. Opzoek opdrachten op internet, gevolgd door een word verslag of een excel opdracht zijn hierdoor vaak de enige toepassing van ICT opdrachten tijdens de les.

Hoe kunnen we het vooropgestelde doel door de minister beter behalen?

De integratie van opensource software kan volgens mij een belangrijke stap zijn. Katleen Hens gaf hier al een vermelding naar in haar blogartikel. Dit vergt echter kennis dat de gemiddelde leerkracht in Vlaanderen niet bezit. Bijscholing rond de mogelijkheden van opensource software per vakdomein zou een oplossing kunnen bieden tot meer ICT gebruik binnen de les. Dit is nodig indien men wil overgaan naar een vorm van blended learning.

Investeren in de kennis van de leerkrachten en de school zal volgens mij dus meer effect hebben dan extra investeringen in de infrastructuur. Een betere kennis over wat nodig is zal ook helpen tot betere beslissingen te maken rond de aankoop van nieuw ICT materiaal.


Bart Vandenneucker


Is facebook een goed communicatiemiddel binnen een schoolcontext?

Wanneer ik aan sociale media denk, is het eerste wat in me opkomt de netwerksite facebook. Naar aanleiding van het blogbericht van Silke Froyen: Instagram: deel eens een foto om een thema te verkennen!?, dacht ikzelf onmiddellijk aan facebook als een handig communicatiekanaal in een schoolcontext. Ook tijdens deze opleiding worden ons verschillende communicatiekanalen aangeboden (pointcarre met fora, blogger, gmail). Binnen mijn groepswerken verliep het contact uiteindelijk het vlotst en meest frequent via facebook. Er werden een groepen aangemaakt voor polls, afspraken en documenten. Ondertussen zijn er op mijn facebookaccount al vijf groepen actief in kader van de specifieke lerarenopleiding. Ik ervaar facebook als ideaal communicatiekanaal, maar is dit wel voor iedereen het geval? 

Naar aanleiding van deze vraag vond ik een onderzoek (Duberstein, Karpinski, 2008) bij 219 studenten door de Ohio State University. Uit dit onderzoek bleek dat intensieve facebookgebruikers slechtere scores haalden dan studenten die niet of weinig actief zijn op facebook. In de studie wordt facebook gezien als een vluchtweg en afleider van de leerstof. Er moet wel in het achterhoofd gehouden worden dat het om een verkennend onderzoek gaat, waar slechts een correlatie werd gevonden tussen lage punten en het gebruik van facebook. De onderzoekers stellen dat mogelijke andere factoren zoals persoonlijkheid en motivatie van de studenten ook een invloed kunnen hebben.

Een ander uitgebreider onderzoek van de University of New Hampshire (Carter, 2010) spreekt bovenstaande bevinding (intensieve facebookgebruikers hebben slechtere punten dan niet-gebruikers of beperkte gebruikers) tegen. In hun onderzoek bij 1100 studenten wordt de correlatie tussen facebookgebruik, twitter en youtube en slechte studieresultaten niet gevonden. Deze onderzoekers stellen dat studenten intussen al zo vertrouwd zijn met sociale netwerksites, dat deze gewoon geïntegreerd zijn in het dagelijkse leven en niet voor een extra afleiding zorgen. 

Deze tegenstrijdige bevindingen maken het moeilijk om een antwoord te formuleren op de vraag of facebook binnen een schoolcontext een ideaal communicatiemiddel is. 
Facebook wordt door een groot deel van de studenten dagelijks gecheckt. Indien ook via dat kanaal informatie wordt gedeeld over school, ik denk aan data van uitstappen, deadlines, interessante achtergrondinfo rond bepaalde lessen, etc, zal een groot deel van de leerlingen bereikt worden. Bijkomstig is facebook ook een handig discussieforum onder de leerlingen zelf. Fora die aangeboden worden op leerplatforms zoals pointcarre worden niet zo frequent gebruikt als facebook. Het is ook zo dat facebook in 2004 oorspronkelijk werd opgericht voor studenten van Harvart University als een communicatiemiddel naar medeleerlingen toe. 
Een tegenargument echter zou kunnen zijn dat leerlingen ook graag wat privacy hebben. Het is net aangenaam om zelf initiatief te nemen om dergelijke groepen op te richten, zonder dat de leerkracht mee kijkt. Het kan ook niet de bedoeling zijn dat een leerling verplicht een facebookprofiel moet aanmaken en dat is een logisch gevolg wanneer de communicatie van de school uitsluitend via facebook zou gebeuren. 

Bronnen:

X, Y of Einstein? Heeft facebook een negatief effect op schoolresultaten? Laatst geraadpleegd op 30/04/14 via http://xyofeinstein.wordpress.com/2010/01/12/heeft-facebook-een-negatief-effect-op-schoolresultaten/

Research News. Study finds link between facebook use, lower grades in college. Laatst geraadpleegd op 30/04/14 via http://researchnews.osu.edu/archive/facebookusers.htm

ECampus News. Study: Facebook isn't a grade killer. Laatst geraadpleegd op 30/04/14 viahttp://www.ecampusnews.com/top-news/study-facebook-isnt-a-grade-killer/2/



Betrokkenheid van de leerlingen in technologierijke klassen

Samenvatting


Het is heel belangrijk om technologische middelen te implementeren in de klas met een weloverwogen doel, en niet zomaar om bijvoorbeeld een computer te “hebben” in de klas. De studenten moeten er iets aan hebben, deze middelen moeten onder andere de betrokkenheid van de leerlingen vergroten. In dit onderzoek zijn ze nagegaan welke specifieke elementen van de betrokkenheid van studenten een rol spelen binnen technologierijke klasomgevingen. Ook hebben ze de relatie tussen de betrokkenheid van de leerlingen en de concepties van leerkrachten rond effectief lesgeven in rekening gebracht. Uit de resultaten blijkt dat het belangrijk is dat ze op een aandachtige manier bezig zijn met intellectuele activiteiten tijdens het gebruik van computers in de klas en dat ze ook samen kunnen werken en samen kunnen discussiëren, overleggen... tijdens het gebruik van technologische tools. Ze moeten ook de ruimte krijgen om te reflecteren over het eigen leren en ze moeten zich bewust worden van hun metacognitieve strategieën en vaardigheden. Wanneer er aandacht wordt besteed aan deze elementen, vergroot de betrokkenheid van de leerlingen in technologierijke klassen en kan er op een effectieve manier geleerd worden. Het is ook gebleken dat de leerkracht hier ook een rol in speelt. Zijn of haar visie op effectief leren en effectief lesgeven zal invloed hebben op de aandacht die besteed wordt aan deze vier elementen. Dit onderzoek toont dus aan met wat moet rekening gehouden worden bij het creëren van technologierijke leeromgevingen.

Reflectie



Ik ben het er zeker mee eens dat er goed moet nagedacht worden bij het implementeren van technologie in de klas. Er moet nagedacht worden over het doel van een welbepaalde tool en dit moet ook effectief iets bijbrengen aan het leren van de student. Technologie moet op een nuttige manier gebruikt worden. Het kost naar mijn mening al genoeg aan de scholen, wat impliceert dat er goed moet nagedacht worden over het aankopen van de juiste technologie. Dit ligt in de lijn met wat er al gezegd is in het blogbericht van Bauke Vandeghinste (efficiënte ICT-keuzes maken). De school en de leerkrachten moeten hierin bijgestaan worden, bijvoorbeeld via kwaliteitsvolle bijscholingen.

Bronnen


Gebre, E., Saroyan, A., & Bracewell, R. (2014). Students' engagement in technology rich classrooms and its relationship to professor's conceptions of effective teaching, British Journal of Educational Technology, 45, 83-96.

Link: http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/bjet.12001/full