zondag 5 mei 2013

Grenzen aan de onderwijstechnologie?

Doe een willekeurige rondvraag bij een aantal leerkrachten en vraag hen naar enkele sleutelwoorden van het hedendaags onderwijs. Grote kans dat differentiatie en ICT met vlag en wimpel de rondvraag winnen. Vooral dat ICT-luik is interessant: niet alleen zorgde deze doctrine voor massale stijging van de kosten in het onderwijs, we stuurden onze leerkrachten ook massaal op ICT-bijscholing en leercurricula werden aangepast naar de grillen van de mogelijkheden die de ICT biedt. Een technologiefetisjisme dat schijnbaar massaal moeten worden toegejuicht, maar één cruciale vraag blijft bij veel ICT innovaties vaak onbeantwoord: is er enige wetenschappelijke evidentie dat deze innovaties het leren bevorderen? 

Nesta: "Wetenschappelijk bewijs dat digitale technologieën een echte transformatie in leren en lesgeven teweeg brengen is uitzonderlijk."
In de Angelsaksische wereld was het Nesta, een Britse stichting rond innovatie, die de kat aan de bel bond. In hun rapport "Decoding Learning: the proof, promise and potential of digital education" , hoofzakelijk samengesteld door professoren van het wereldbefaamde onderwijskundig college the London Institute of Education contextualiseren ze de problematiek. Zo merken ze op dat er nog teveel gefocust wordt op technologie in plaats van de leerdoelstellingen zelf en dat leerkrachten nog te weinig vertrouwd zijn met technologie waardoor de technische kant vaak van hen alle aandacht krijgt en hun didactische visie op de inzet van de technologie hierbij inschiet.
"Laat je niet leiden door technologie of door hypes, kijk naar de evidentie: vertrek van wat we weten over effectief leren  en kijk of een bepaalde ICT-tool dit kan ondersteunen. Enkel dat maakt samen met de succesverhalen van andere gebruikers, een klare kijk op effectief ICT-gebruik mogelijk." - Nesta
Door het wetenschappelijk referentiekader over effectieve leerprocessen te gebruiken testen ze of een bepaald type leren effectiever wordt als bepaalde concrete educatieve ICT-tools worden ingezet. Hoewel nergens expliciet vermeld, luurt het sociaal-constructivisme bij de keuze van deze werkvormen in het hele rapport wel stevig om de hoek.

Wat blijkt? Bepaalde werkvormen zijn goed voorzien van allerhande technologieën waar wel degelijk resultaat mee geboekt wordt als de vooropgestelde doelstellingen van de leerkracht geleid hebben tot de keuze van de ICT-toepassing (en niet omgekeerd). Toepassingen die niet vertrekken van een bepaald leertype missen afgelijnde doelstellingen en bleken zogoed als allemaal inefficiënt.

Evidence-based education: een te bewandelen weg
Wanneer we naar het bredere onderwijskundig plaatje kijken, dan moeten we opmerken dat het Nesta-rapport in het kader van de evidence-based education beweging kadert.Wereldwijd wordt onderwijskundig onderzoek al jaren door leraren gecontesteerd. De discrepantie en wederzijdse weerstand tussen wetenschappelijk onderwijsonderzoek en de klaspraktijk is enorm. Leerkrachten vinden onderwijskundig onderzoek vaak wereldvreemd en omgekeerd vinden onderwijskundigen leerkrachten vaak vastgeroest in een vast patroon en routine. Het is toen dat de onderwijskundigen, op voorbeeld van de geneeskunde, op de proppen kwamen met hun evidence-based education: een hoogtechnologische, geglobaliseerde maatschappij stelt nu eenmaal hoge eisen aan het onderwijs, en het wetenschappelijk onderzoek dat bestaat om aan deze eisen te voldoen is te ver gevorderd om het onderwijsveld er niet mee te laten kennismaken. Het evidence-based karakter moest de laatste twijfelaars en sceptici over de streep trekken.

In die zin is het Nesta-rapport ook erg waardevol. Het geeft concrete handvaten aan de leerkracht om op een verstandige manier met ICT om te gaan.  Het is ook geen wollig geheel van abstracte termen, maar geeft aan de hand van bepaalde leertypes en leerdoelstellingen enkele concrete ICT-toepassingen die dit type leren efficiënter maken. Ondergetekende droomt reeds van een equivalent Nederlands rapport met Nederlandse voorbeelden geënd op onze leerplannen.

Het rapport kan ook gezien als het herleggen van de focus: in plaats van die te nauw op technologie en ICT te leggen, kan er misschien beter gefocust worden op innovatief onderwijs waarin technologie een deel vormt, maar niet de plak zwaait. Als we die terechte visie doortrekken, dan kan men zich vervolgens ook het bestaansrecht van een vak als onderwijstechnologie in de lerarenopleiding in vraag stellen. Moeten we deze vakinhoud niet aanreiken in een breder opleidingsonderdeel 'innovatief onderwijs'? Het argument dat men hier terecht kan opwerpen, is dat toekomstige leraars pas een pedagogische visie op technologie kunnen ontwikkelen wanneer ze ook de hulpmiddelen eerst aangereikt kregen en ICT-vaardigheden verworven hebben. In die zin is een aparte scholing in de onderwijstechnologie wél intrinsiek waardevol, als de context hiervan goed gesitueerd wordt.

Conclusie
Onderwijstechnologie is springlevend, maar ICT in het onderwijs is enkel succesvol als het binnen bepaalde didactische grenzen ingezet wordt. Het is van cruciaal belang dat leerkrachten voldoende bijgeschoold zijn op vlak van ICT en eerst hun leerdoelstellingen opstellen alvorens te kiezen voor bepaalde ICT-hulpmiddelen. Er is ook heelwat onderwijskundig, evidence-based, onderzoek naar de effectiviteit van bepaalde toepassingen waarmee leerkrachten het best kennis zouden maken. Een breder opleidingsonderdeel 'innovatief onderwijs' zou toekomstige leerkrachten hiervan bewust kunnen maken, al kan je uiteraard pas een visie op ICT ontwikkelen als je ook de kennis over ICT in huis hebt. In die zin is een opleidingsonderdeel als onderwijstechnologie wel degelijk legitiem.

Referenties:
Interessante links:

Geschreven door Filip Moons, 3de Bachelor in de Wiskunde en Computerwetenschappen

Gepubliceerd op 30 april 2013 om 17.08, laatst gewijzigd op 5 mei om 11:17

Geen opmerkingen:

Een reactie posten