zondag 10 maart 2013

to reform or not to reform - that's the question


Of het we het nu willen of niet, we worden allemaal geconfronteerd met de vraag naar de hervorming van het onderwijs. De cijfers van het huidig onderwijs zijn niet echt lovenswaardig: 1/8 jongens verlaat de middelbare school zonder diploma. Veel leerlingen bissen of trissen. Ik sta zelf in een Brusselse school waar ik dagelijks met bovenstaande feiten geconfronteerd word.

Op zaterdag 09.03.2013 opperde een van de medestudenten tijdens het vak 'Pedagogische vraagstukken' dat het onderwijs helemaal niet langer van deze tijd is, maar een oubollige instelling die zijn doel voorbijschiet en dat het onderwijs nauwer in contact moet staan met de industrie.

Onderwijsminister Pascal Smet is het eerste deel van deze mening toegedaan en wil het secondair onderwijs dringend veranderen, al willen vele andere ministers dat niet. Een mooie samenvatting vind je op volgende blog:
http://www.dewereldmorgen.be/blogs/sarahvl/2013/01/24/vernieuwing-secundair-onderwijs-opnieuw-hold.

Wat het tweede deel van de kritiek betreft, daarover zegt Georges Monard (de man die eigenlijk de basisnota schreef waarop Pascal Smet zich baseert): "het onderwijs is niet de dienstmaagd van het bedrijfsleven. Onderwijs is niet alleen voorbereiding op een beroep; het is ook voorbereiding op het leven, dus menselijke sociale vorming". (uit: Panorama, http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/videozone/programmas/panorama/2.27225)
en dat vind ik toch een heel belangrijke opmerking want onderwijs vernauwen tot voorbereiding op het beroepsleven vind ik beangstigend eng. Wat doe je immers als je opeens na 20 jaar werken zegt dat je iets nieuw wilt (zoals ik gedaan heb). Wat als je opeens merkt dat de richting die je koos toch niet was wat je nu echt wou (vandaar dat ik een groot voorstander ben van stages, ook voor ASO-richtingen waar dit helaas zowat onbestaande is).

Ook voor mij mag het secondair onderwijs best (wat) veranderen. De oude opdeling ASO - TSO - BSO leidt tot onnodige frustraties bij ouders en leerkrachten maar vooral bij de leerlingen zelf. Te vaak willen leerlingen ten alle koste starten in het ASO, om dan tot de (pijnlijke) conclusie te komen dat ze het niet kunnen en dan "zakken" ze "af" naar een "lagere richting". Tot zover kan ik de hervormingen van Pascal Smet volgen.

Ik vrees dat de nieuwe brede graad niet genoeg zal zijn om alle jongeren aan te spreken. Als ik naar mezelf kijk (ik heb in de jaren 80 de ASO-richting Latijn-Grieks gevolgd), dan zou een dergelijke brede opleiding vreselijk geweest zijn. Maar ik praat niet over leerlingen met een ASO-profiel, maar juist over leerlingen met een BSO-profiel die niet echt geïnteresseerd zijn in een beroep, maar eerder in een brede theoretische opleiding, zij het dan op een eenvoudiger niveau. Die leerlingen zullen opnieuw uit de boot vallen.

Vraag is hoe we dergelijke leerlingen zullen kunnen motiveren om hen toch binnen het verplichte onderwijs te houden en hen te laten afstuderen met een diploma. Over deze topic wil ik discussiëren in deze blog.

Ik moet zeggen dat ik me graag laat inspireren door de lezingen op Ted.com. Zo is er de knappe lezing van Hans Rosling over the Magic Washing machine (nl. hoe door elektriciteit en vooruitgang zijn moeder opeens uren tijd over had, die ze daarna gebruikte om boeken voor te lezen waardoor hij een passie kreeg voor literatuur.) Aangezien dit echter over onderwijs gaat en specifiek over BSO-studenten vraag ik me af wat er wel bruikbaar is voor hen. The Khan Academy vind ik zeker ok voor bepaalde exacte vakken, maar zwak op humane vakken (zoals geschiedenis, godsdienst, ...).

Het idee van de studio-school (http://www.ted.com/playlists/24/re_imagining_school.html) vind ik zeker beter, maar ik heb geen idee of er zoiets bestaat in België.




10 opmerkingen:

  1. Of het onderwijs nu hervormd wordt of niet, een belangrijke functie van onderwijs, nl. het socialiseren van mensen, het gehele sociale aspect dat verbonden is aan het schoolgebeuren, zal altijd blijven bestaan. Nu, dit is mess een andere discussie, maar ik wou er gewoon op wijzen. Sommige leerlingen behalen mess geen diploma, maar ze zijn dan toch op z'n minst gesocialiseerd, voor een groot stuk dankzij de school.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. mess zal wel "misschien" betekenen. Allé de context van de zin laat dit toch zo duiden. Jongerentaal Bruno, het is voor mij soms ook een vreemd gegeven :-).

    BeantwoordenVerwijderen
  3. excuses, mess betekent inderdaad misschien

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Wat betreft de hervormingen. De voorstellen van de minister zijn allemaal gebaseerd op voorbeelden uit het buitenland. De brede graad bv. komt uit Finland, het onderwijssysteem dat het beste ter wereld erin slaagt sociale ongelijkheid weg te werken. Het reproduceren van de dominante klasse en er niet in slagen om ook mensen uit de lagere sociaaleconomische strata te doen slagen, is het grote pijnpunt van het Vlaamse onderwijs. De hervormingen zijn in grote mate erop gericht om vooral dit aan te pakken. De bedoeling is goed, maar ik weet niet of de aanpak OK is. Overlaatst was mr. Smet in Canada. Bleek dat men daar over veel grotere klassen beschikte. Conclusie van Smet: grotere klassen moeten ook kunnen in Vlaanderen. ? Waar is zoiets dan op gebaseerd? Alles zomaar overnemen uit het buitenland in de veronderstelling dat het daar beter is, is uiteraard ook niet de oplossing.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Wat zou er gebeuren mochten we opteren voor het volgende limietgeval. Het secundair onderwijs wordt volledig geïndividualiseerd. Elke leerling volgt zijn of haar eigen leertraject, vanaf 1 ASO tot en met 6 ASO. Het onderwijs wordt uitsluitend electronisch aangeboden. Voor elk vak, voor elke les is er een traject dat gevolgd wordt via een electronische leeromgeving (theorie, oefeningen, toetsen, remediëring op maat). Leerkrachten zijn leerinhoudaanbieders en begeleiders. Het leerpad dat de leerling gedurende het schooljaar volgt, en bij uitbreiding gedurende de volledige schoolloopbaan, wordt dynamisch bepaald door de electronische leeromgeving. Keuzevrijheid is mogelijk, maar er zijn beperkingen in negatieve zin: bijv. wie slaagt, maar zonder zich te onderscheiden, op wiskunde, die krijgt minder vervolgcursussen wiskunde aangeboden dan iemand die met glans op wiskunde slaagt. En zo voor alle vakken natuurlijk. In het begin ligt er in theorie een zeer uitgebreide waaier aan mogelijkheden open, naargelang stappen gezet worden, en dus informatie wordt ingewonnen over de talenten, de interesses, enz., van de leerling, transformeert het traject zich veel meer op maat van de leerling. Dit systeem laat differentiatie toe. Leerlingen studeren niet meer af met een bepaalde diploma (ASO, TSO, BSO) en m.a.w. een bijbehorend etiket, maar wel met een vakkenlijst (die ook een puntenlijst) is die een beeld geeft van hun sterktes. Toegang tot vervolgopleidingen kan dan afhangen van bepaalde minimumvereisten en aanbevolen vereisten. Wie Master in de wiskunde wil worden, dient een bepaald aantal "wiskundige credits" te behalen, enz. Kortom, het universitaire systeem doortrekken naar het secundair onderwijs, en volop de kaart trekken van de mogelijkheden geboden door onderwijstechnologie, met name wat betreft electronische leeromgevingen.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. P.S. In de derde zin van het voorgaande mag '1 ASO' vervangen worden door '1ste jaar' en '6 ASO' door '6de jaar'.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. De voorbije week konden we in programma's van de nieuwsdienst van de VRT verschillende reportages zien over het secundair onderwijs in Finland. De studierichting (algemeen of beroepsvoorbereidend) kiezen ze pas op hun 16de en dan stellen leerlingen er om de zes weken zelf hun vakkenpakket samen. Spijtig voor ons, werd niet ingegaan op de manier waarop ze in dat systeem onderwijstechnologie inzetten.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. We moeten inderdaad niet al te zeer blijven vasthouden aan het beroepenmodel. Net als PK vind ik dat we dienen te investeren in vakken waar leerlingen goed in zijn. Dit vraagt een eerder individuele benadering, een zoeken naar de leerstijl en de leervraag van de jongere.
    De vraag die je stelt naar het motiveren van je doelpubliek houdt mij eveneens bezig. Ik werk namelijk in de gevangenis met geïnterneerden (waarvan een groot aantal niet in het bezit is van een diploma). Wij trachten deze mensen zoveel mogelijk te activeren via therapeutische activiteiten, wat geen evidente opdracht is. Toch gaan we ervan uit dat de motivatie en het gedrag van deze mensen niet statisch zijn en dus in min of meerdere mate beïnvloedbaar. Hiervoor moeten we wel inventief zijn. Op het therapeutisch programma staat onder meer de wekelijkse informaticales in beperkte groep (4 deelnemers per les). Het gaat vooral om lessen tekstverwerking via het volgen van een cursusboek. Ze krijgen ook de gelegenheid persoonlijke brieven uit te typen. Voorafgaand aan elke les spreken de begeleiders samen met de deelnemers af wat zij tijdens de les aan objectieven willen bereiken. Deze worden niet altijd gehaald, maar dit wordt niet gedramatiseerd want, ook belangrijk: de patiënt heeft zijn cel verlaten. Het medium computer heeft dus naast het leren op zich ook een zekere activatiefunctie. Onze benadering is heel individueel. We hopen de intrinsieke motivatie te verhogen door hen te laten leren wat ze op dat moment belangrijk vinden (bv het typen van hun persoonlijke brief). Langzaamaan nemen ze verantwoordelijkheid op voor hun leerproces. De computer prikkelt hen en geeft zin om iets te willen weten. En last but not least, het is allemaal niet verplicht, geen drill en practice dus.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. het verwarrende betreffende onderwijs is dat ik altijd twee totaal verschillende meningen hoor (die hierboven ook al vermeld werden). Enerzijds wil men naar grotere klassen want dat werkt (in het buitenland, maar zeker niet in Brussel waar er juist gestreefd wordt naar kleine klasjes in de eerste graad van het Nederlandstalig onderwijs om zo de anderstaligen vloeiender te maken in het Nederlands). Anderzijds hoor ik altijd de vraag naar meer differentiatie en een bijna persoonlijke begeleiding van leerlingen.

    Maar mijn vraag blijft: hoe kunnen we via ICT die specifieke deelgroep BSO-leerlingen (sorry voor de naam) motiveren om enerzijds meer algemene vakken te leren en anderzijds om vol te houden zodat ze niet zonder diploma op de arbeidsmarkt komen.
    Vandaag nog (24.04.12) stond een artikel in de metro dat het voornamelijk die leerlingen zijn zonder diploma die niet aan werk raken.

    de moeilijkheid voor ICT is enerzijds dat BSO-leerlingen dit niet noodzakelijk interessant vinden (tenzij voor facebook, gamen en puur vakgericht) en anderzijds dat de overheid de scholen vanaf september 2013 niet langer zal verplichten om ICT aan te bieden in BSO klassen.

    BeantwoordenVerwijderen