maandag 29 april 2013

 
MOOCs, een frisse wind door online learning

 
Door een uitgebreid aanbod aan kwalitatieve wetenschappelijke artikels over uiteenlopende onderwerpen evenals door tutorials, digitale handleidingen, op video-sharing websites zoals YouTube kan men zich de vraag stellen of het onderwijs zoals wij die nu kennen, binnen een aantal jaren nog zal bestaan. Online vaardigheden leren zit de laatste jaren namelijk in de lift. Het artikel dat ik heb geraadpleegd op onderwijsvanmorgen.nl, spreekt over een “Internet University trend”.

Tegenwoordig worden scholen niet meer aanzien als de enige instituten die kennis kunnen verschaffen, duidt Stadhouders. De onderwijsinstellingen vinden een waardige concurrent in het internet. Er zijn immers steeds meer mogelijkheden om jezelf online bij te scholen. Het is vooral het Amerikaanse hoger onderwijs dat zich in deze initiatieven engageert: “Zo zetten steeds meer universiteiten hun onderwijs online zodat studenten gratis colleges en cursussen kunnen volgen”, stelt Stadhouders vast. Universiteiten delen complete cursussen met geïnteresseerden via edX, Coursera of FutureLearn, de Britse tegenhanger. Naast de Amerikanen en de Britten tonen ook de Nederlanders interesse in deze onderwijsvernieuwing. Stadhouders haalt enkele voorbeelden van dergelijke Nederlandse initiatieven aan zoals het OpenCourseWare-programme van TU Delft, Universiteit van Nederland, Wikiwijs en een experiment van DWDD: “een college op televisie”. Deze initiatieven worden ook wel ‘MOOCs’ genoemd. Dit zijn Massive Open Online Courseware, legt Stadhouders uit: “Een vorm van open onderwijs die online aangeboden wordt”. Ondanks de stijgende populariteit van dergelijke MOOCs in het hoger onderwijs stelt Stadhouders vast dat het secundair onderwijs nog niet warm loopt voor een dergelijk project. Hij haalt verschillende mogelijke redenen aan (zie CONTRA). Desalniettemin, zijn vele leerkrachten individueel wel bezig met blended learning, een manier waarop de voordelen van zowel ‘klassiek leren’ en ‘online leren’ benut worden. Dit is het minimum wat de moderne leerkracht kan doen, vindt Stadhouders, aangezien het internet zoveel mogelijkheden biedt om te innoveren. Hij is van mening dat scholen kunnen leren van MOOCs: “De grootste uitdaging zit in het bekijken waar het huidige klaslokaal aangevuld kan worden met online mogelijkheden. Dat wil zeggen; […] een klas […] met virtuele muren”. Hieronder geef ik een kort overzicht van de pro’s en de contra’s die de auteur van dit artikel noteert:

PRO

       - Door de mogelijkheid om zich bij of om te scholen vergroot men zijn/haar marktwaarde;

       - Gratis, wat in tijden van crisis een groot pluspunt oplevert;

       - Tijd- en plaatsonafhankelijk;

       - Stimuleert ‘een leven lang leren’;

       - Het klaslokaal kan enorm worden vergroot door het gebruik van sociale media of een platform zoals TED  

         waarbij inspirerende hoorcolleges worden getoond, om op basis daarvan in gesprek te gaan met leerlingen;

- Blogs en fora kunnen leerlingen helpen bij studieproblemen;

- MOOCs zorgen voor een aanvulling op het huidige onderwijs.

 

CONTRA

       - Het is meer geschikt voor mensen die al een diploma hebben;

- De meeste leerlingen hebben meer sturing, coaching en begeleiding nodig dan wordt verschaft bij de actuele

         MOOCs;

- Er is een heel lage noodzaak in het secundair onderwijs doordat we niet in een land met lange afstanden leven;

- Op dit moment zijn de MOOCs nog te veel een online vertaling van wat in de klas al gebeurt.

 

Een van de voornaamste voordelen van MOOCs is volgens mij het feit dat ze kansen kunnen bieden aan een grotere groep, bv. de inwoners van minder rijke landen. Men kan tijd-, plaats- en budgetonafhankelijk een cursus van een gerenommeerde universiteit volgen. Op deze manier kan de student zijn marktwaarde doen stijgen en meer kansen creëren om een interessante job te vinden. Zoals de auteur vermeldt, is de idee ontstaan in Amerika, waar verschillende universiteiten samenwerken via MOOCs. Daarenboven investeren ook Groot-Brittannië en Nederland in dit soort samenwerking tussen nationale universiteiten. Ik vroeg me af of men niet nog breder zou kunnen denken en wereldwijd een netwerk beginnen op te bouwen. Of om bescheidener te beginnen, een pan-Europese groep te vormen. Zo kwam ik te weten dat enkele dagen geleden, op 25 april 2013, het eerste pan-Europese MOOC-initiatief voorgesteld werd. Elf universiteiten vanuit heel Europa zullen “ongeveer veertig gratis cursussen [aanbieden] over de meest uiteenlopende onderwerpen die in twaalf verschillende talen beschikbaar zullen zijn”. Meer informatie over dit project kan je hier lezen. Een innoverend aspect aan deze MOOC vind ik vooral het aanbod van cursussen in twaalf verschillende talen, terwijl bij de Amerikaanse MOOCs enkel het Engels gehanteerd wordt. Dit biedt bijgevolg nog meer kansen aan mensen die een andere taal machtig zijn dan het Engels, maar tegelijkertijd betekent dit ook dat er een kleinere doelgroep wordt aangesproken aangezien sommige talen zoals het Italiaans door veel minder mensen wordt gesproken. Het lijkt me bij deze OpenupEd meer te gaan om de Europese landen dichter bij elkaar te brengen en zo elkaar te helpen, m.a.w. diversiteit wordt beschouwd als iets positief, terwijl ik bij de Amerikaanse MOOCs meer het gevoel heb dat het vooral draait rond populariteit. Dit pan-Europese MOOC-initiatief is - in overeenstemming met het initiatief dat aangehaald werd in het artikel- gratis. Ook dit is een enorm pluspunt, zeker in tijden van crisis. Waar ik me dan wel vragen bij stel: In hoeverre zal het gratis blijven? Betekent dit gratis online studeren het einde van het afstandsonderwijs, dat wel betalend is? Een duidelijk antwoord op deze vragen heb ik niet gevonden, maar het feit dat het Europese MOOC-initiatief afkomstig is van de European Association of Distance Teaching Universities (EADTU) en voornamelijk wordt uitgevoerd door open universiteiten, geeft aan dat er toch een concurrentiestrijd gaande is tussen de universiteiten die gratis cursussen online aanbieden en het afstandsonderwijs. De afstandsonderwijsinstituten zullen volgens mij meer gaan samenwerken om niet te veel verliezen te lijden.

Een van de nadelen van deze innovatieve onderwijsmethode ligt volgens mij in het gebrek aan ‘fysieke’ interactie. Er bestaan ondertussen wel al MOOCs die een forum, instant messenger of voice call voorzien, maar niets gaat boven het face-to-face interageren, dunkt me. In brick-and-mortar scholen of universiteiten heeft men immers de mogelijkheid om netwerken op te bouwen, wat later van pas kan komen. Dit wordt mijns inziens moeilijker of toch minder persoonlijk in de internetklas. Maar als we het onderzoek van Bloom (1984) geloven, is dit aspect van het leerproces minder belangrijk. Hij onderzocht drie voorwaarden voor ‘effective learning’. Van ‘tutoring’, ‘mastery learning’ en ‘conventional classroom’ is het laatstgenoemde het minst effectief: “The most effective was a combination of one-to-one tutoring and mastery learning: Bloom estimated that about 90 percent of students receiving tutoring and corrective feedback can perform at two standard deviations above the average student taught by conventional Group instruction. (Bloom, 1968).” Dit percentage werd later wat gereduceerd door Van Lehn (2011), maar de meer effectieve combinatie van ‘tutoring’ en ‘mastery learning’ werd wel weer bevestigd. Toch vind ik dat de Europese universiteiten aan de studenten de kans moeten geven om eens mee te doen aan ‘offline’ debatten, enz. op de campus zelf of om op uitwisseling te gaan naar een universiteit in Europa. Dit zou hen de mogelijkheid geven om hun kennis in de praktijk toe te passen en vriendschappen op te bouwen met medecursisten. Dit brengt me bij een laatste bedenking die ook Paldy (2013) zich stelt: Op welke manier kan men de praktijkvakken vervangen bij MOOCs? Men zou kunnen zeggen door initiatievideo’s online te plaatsen. Maar voor richtingen zoals Farmaceutische wetenschappen of Geneeskunde lijkt het mij onmogelijk om op deze manier aan de slag te gaan. In practica wordt vaak gebruik gemaakt van gevaarlijke stoffen die de studenten onmogelijk thuis kunnen bemachtigen. En wat met verschillen in niveaus en behoeften van de studenten? Wanneer een cursist meer moeite heeft met de vaardigheid ‘schrijven’ in het Spaans dan met het spreken ervan, kan men zich dan meer toespitsen op het schrijven? Want als men een optimaal leerproces afgestemd op de behoefte van elke student wil bekomen, zou dit primordiaal moeten zijn.

 

Ik concludeer dat MOOCs, en zeker de Europese varianten, nog in hun kinderschoenen staan. Er moet duidelijk wat meer ervaring opgedaan worden, zodat men o.a. het interactieprobleem kan verhelpen. Er zijn tevens ook meer grenzen aan dan wordt voorgesteld in het artikel. Het probleem van de praktijkvakken oplossen, is volgens mij een onbegonnen zaak. In dit geval zullen naar mijn mening online hoorcolleges moeten gecombineerd worden met ‘echte’ practica, waarin de leerlingen hun theorie in de praktijk toepassen. Dit soort beperkingen van de MOOCs belet niet dat ik veel interesse heb voor dit soort initiatieven. Doordat de Europese Commissie deze steunt, ben ik er meer van overtuigd dat dit een zeer interessante samenwerking kan worden. Ikzelf wil een leven lang leren en MOOCs kunnen mij en anderen daarbij helpen.

 
Bronnen:

Bloom, B. (1968). Learning for Mastery. Evaluation Comment, 1(2), 1-10.  Geraadpleegd op 27 april 2013, van http://ruby.fgcu.edu/courses/ikohn/summer/PDFfiles/LearnMastery2.pdf.


Europese Commissie (2013). Vassiliou verwelkomt eerste pan-Europese MOOCs (massive open online courses). Geraadpleegd op 26 april 2013, van http://europa.eu/rapid/press-release_IP-13-349_nl.htm.


Officiële website van OpenupEd. Geraadpleegd op 27 april 2013, www.openuped.eu.


Officiële website van Universiteit van Nederland. Geraadpleegd op 26 april 2013, http://universiteitvannederland.nl/ .


Officiële website van Wikiwijs. Geraadpleegd op 26 april 2013, http://www.wikiwijs.nl/home/.


Paldy, L. G. (2013). MOOCs in your future. Journal of College Science Teaching, 42(4), 6-7. Geraadpleegd op 26 april 2013, van http://web.ebscohost.com.ezproxy.vub.ac.be:2048/ehost/pdfviewer/pdfviewer?vid=8&sid=9be2de8b-b88a-473c-bf9c-a9893b25d793%40sessionmgr14&hid=20.


Stadhouders, M. (2013). Onderwijstrend #4: Internet University, ook in het onderwijs? Geraadpleegd op 26 april 2013, van http://www.onderwijsvanmorgen.nl/onderwijstrend-4-internet-university-ook-in-het-onderwijs/ .


Van Lehn, K. (2011). The Relative Effectiveness of Human Tutoring, Intelligent Tutoring Systems, and Other Tutoring Systems. Educational Psychologist, 46(4), 197-221. Geraadpleegd op 27 april 2013, van http://www.public.asu.edu/~kvanlehn/Stringent/PDF/EffectivenessOfTutoring_Vanlehn.pdf.


2 opmerkingen:

  1. Zeer mooi artikel Liselotte!
    Over on-line cursussen wordt er te vaak verteld dat die de hele wereld van opleidingen omver zal gooien.
    Boekdrukkunst was volgens mij een veel doortastende revolutie in informatiedistributie dan het internet is. Beweren dat boeken het onderwijs overbodig gemaakt heeft is vandaag door niemand gesteund, en terecht. Zo ook is het (de?) idee dat het internet de positie van onderwijsinstellingen als informatiedragers ondermijnt even zinvol als beweren dat bibliotheken scholen doen sluiten.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Bedankt!
    Daar ben ik het mee eens. Volgens mij moeten onderwijsinstellingen, internet en boeken eerder als 'vrienden' worden beschouwd, dan als concurrenten. Uit eigen ervaringen heb ik al opgemerkt dat ik bepaalde boeken lees of sites bezoek omdat ik er iets over geleerd heb in een cursus en volg ik sommige optionele vakken doordat mijn interesse erin werd opgewekt uit een al eerder gelezen boek of bezochte website.

    BeantwoordenVerwijderen