maandag 23 maart 2015

"Come On(line)" tegen pesten!

Inleiding
De inspiratie voor dit blogbericht kwam voort uit recente nieuwsberichten over hoe anti-pestcampagnes op school moeten worden ingericht. Hoewel pesten een oud probleem is, blijft het een actueel thema dat steeds uitbreidt en complexer wordt als gevolg van de digitalisering van onze maatschappij. Allereerst heeft het toenemende gebruik van sociale media door kinderen gezorgd voor een nieuwe vorm van pesten, namelijk cyberpesten. Op sociale media kunnen grenzen al snel vervagen door het gebrek aan persoonlijk contact waardoor minder nagedacht wordt over de gevolgen van pesten. Cyberpesten is al lang niet nieuw meer, het gebruik van technologie om pesten te voorkomen en aan te pakken in het onderwijs – of alleszins het onderzoek naar de effectiviteit daarvan – is dat wel.
Welke rol speelt technologie in dit verhaal en hoe kan technologie worden ingezet voor preventie en aanpak van cyberpesten? Enkele tips vond ik in het platformartikel van Etienne van der Woude op ICTnieuws.nl. In het hoofdstuk ‘On technology against cyberbullying’ van het boek ‘Minding Minors Wandering the Web: Regulating Online Child Safety’ geschreven door van der Zwaan, Dignum, Jonker en van der Hof (2014) vond ik meer wetenschappelijke onderbouwing voor dit thema. Mijn keuze voor dit onderwerp valt niet ver te zoeken: als psycholoog besteed ik graag aandacht aan het  sociaal-emotionele welbevinden van leerlingen als voorwaarde om te kunnen leren en presteren op school.

Samenvatting artikels
Cyberpesten wordt net als pesten gekenmerkt door het herhaaldelijk stellen van agressief gedrag of  het intentioneel kwetsen van iemand voor een langere periode waarbij de macht in de interpersoonlijke relatie ongelijk is verdeeld (Olweus, in van der Zwaan et al., 2014). Bij cyberpesten dragen volgende kenmerken bij aan de hardnekkigheid van het pesten: de pesters kunnen anoniem blijven, ze worden niet geconfronteerd met de gevolgen van het pesten, het pesten kan 24/7 plaatsvinden, het verspreiden van pestberichten gebeurt snel, is zichtbaar voor veel mensen en heeft een permanent karakter.

Rekening houdend met deze kenmerken vinden van der Zwaan et al. (2014) dat technologie tegen cyberpesten dan ook de volgende eigenschappen moet hebben:
·         geschikt voor verschillende soorten van cyberpesten en verschillende soorten media
·         gebruik maken van ‘peer’ contact
·         gezien het 24/7 karakter van cyberpesten ‘realtime’ ondersteuning bieden
·         vrijwillig gebruik
·         beschermen van de gebruiker zijn privacy
·         beschermen van de gebruiker zijn vrijemeningsuiting

Enkele voorbeelden van technologieën zijn: filtersoftware, monitorsoftware, blokkeren van ongewenste contacten, rapporteren indien ongewenste of illegale inhoud wordt bekeken, verifiëring van leeftijd en identiteit enz. De meest interessante tool echter is de educatieve technologie. Een voorbeeld hiervan is ‘FearNot! van Paiva et al. (2005) waarin virtuele karakters pestscenario’s naspelen en het slachtoffer om raad komt vragen bij de leerling waardoor sociaal en emotioneel leren gestimuleerd wordt. Een studie naar de effectiviteit van zulk programma wijst echter niet op een verandering van risicogedrag op het internet.

Van der Zwaan en collega’s (2014) concluderen in hun hoofdstuk over het nut van technologie tegen cyberpesten dat technologie om veiligheid op het internet te garanderen vooral gericht is op het blokkeren van toegang tot bepaalde websites of het vermijden van schadelijke contacten. Het gaat dus om restrictieve technologie. De focus ligt voornamelijk op de risico’s die verbonden zijn met internetgebruik en niet zozeer op het verhinderen van cyberpesten. Met blokkeren van toegang is er geen oog voor empowerment van leerlingen in het omgaan met cyberpesten. Van der Zwaan et al. (2014) wijzen dan ook op de educatieve mogelijkheden die ontstaan in een pestsituatie en waarbij technologie ondersteunend kan werken. Educatieve technologie zoals FearNot! zou hier een antwoord op kunnen bieden.

Het artikel van Etienne van der Woude geeft volgende tips mee voor de IT-afdeling om cyberpesten te voorkomen:
1.       Scholieren zouden op school geen toegang mogen hebben tot hun favoriete apps (bv. sociale media) die platform kunnen zijn voor pesterijen.
2.       Versleutelde content moet gefilterd worden zodat cyberpesters de techniek van SSL niet zouden misbruiken om ongezien te kunnen pesten.
3.       Het schoolnetwerk zou moeten worden opgesplitst in een gedeelte toegankelijke voor leerlingen en een gedeelte met vertrouwelijke informatie. Een veilige scheiding tussen netwerksegmenten is noodzakelijk.
4.       Weet welke sociale media en apps momenteel erg in trek zijn bij leerlingen en wees ook op de hoogte van hack- en omzeil strategieën.
5.       Verhoog bewustzijn rond cyberpesten en de gevolgen ervan, al dan niet met technologie.


Reflectie
Bij het lezen van de tips van Etienne van der Woude, voelde ik me niet meteen bekwaam om deze te implementeren in het onderwijs. Het advies is dan ook bedoeld voor de IT-afdelingen, vooral wat de technische aspecten betreft zoals het instellen van de versleutelde content en gesegmenteerde netwerken. Zoals van der Zwaan et al. (2014) opmerken, zijn de maatregelen ook hier vooral gericht op de het blokkeren van toegang i.p.v. het omgaan met problemen zoals cyberpesten. Zeker op jonge leeftijd is het belangrijk om kinderen beperkte toegang te geven tot het internet aangezien zij de immens uitgebreide stroom aan informatie nog niet kunnen vatten, ordenen, verwerken en bepaalde informatie nog niet voor hen bestemd is. Maar veilig internetgebruik alleen is niet genoeg, ook het pesten zelf moet aangepakt worden.
De bewustwording en campagnes bieden hier misschien een antwoord op. Deze vragen een betrokkenheid van alle mensen die met de leerlingen in contact komen alsook van de leerlingen zelf en dit zowel voor preventie als voor het beperken van de schade als het kwaad reeds geschied is. Van der Zwaan en collega’s wijzen immers op de educatieve mogelijkheden die ontstaan in pestsituaties. Negatieve ervaringen zijn inderdaad goede leersituaties, maar ze zijn vooral pijnlijk voor het slachtoffer. De opmerking die ik hierbij wil maken is om toch vroegtijdig in te grijpen. Ik vind het positief dat we onze ogen niet sluiten voor negatieve gebeurtenissen en we leerlingen in aanraking laten komen met pestsituaties om ermee te leren omgaan, maar de bedoeling blijft toch nog steeds om door middel van educatie en ‘empowerment’ pesten te voorkomen. Er mogen geenszins blijvende gevolgen voor het slachtoffer aan overgehouden worden!
Als er gepest wordt via digitale kanalen van communicatie lijkt het misschien voor de hand liggend om het probleem ook via dezelfde weg aan te pakken. Hulp zoeken via het internet is laagdrempelig voor het slachtoffer en kan een eerste stap zijn in het aanpakken van het probleem. Ik zeg wel de eerste stap, aangezien persoonlijk contact met een leerkracht, andere leerling of hulpverlener dieper kan ingaan op de problematiek.
Wat kan technologie dan bieden? Ik denk in eerste instantie aan het voorbeeld van de chatsessies die worden georganiseerd door ‘Awel’, de vroegere kinder- en jongerentelefoon. Kinderen die het slachtoffer zijn van pesten kunnen hier chatten met een vrijwilliger die ondersteuning biedt. Anonimiteit is gegarandeerd wat laagdrempelig werkt. Een gelijkaardig systeem zou kunnen worden uitgedacht op school waar je in vertrouwen en anoniem kan meedelen aan een leerkracht dat je gepest wordt. Zeker bij de pestproblematiek kan een online platform dienen om pestgedrag te signaleren en te luisteren naar iemands verhaal. Niet alleen slachtoffers, maar ook getuigen of leerlingen die zich gedwongen voelen om mee te pesten, maar eigenlijk medeleven voelen met het slachtoffer, zouden zo een probleem kunnen aangeven.

Om het begrip ‘peer mediation’, waar minister van Onderwijs Hilde Crevits onlangs haar lof over uitsprak, als oplossing voor pestgedrag en de relatie met technologie aan te halen, verwijs ik naar de mogelijkheid om ook voor leerlingen onder elkaar een forum te voorzien waar zij ervaringen en verhalen kunnen delen met elkaar. Van der Zwaan en collega’s (2012) werkten een voorstel om een ‘virtuele empathische buddy’ in te schakelen die emotionele steun kan bieden aan een mogelijk slachtoffer. Leerlingen zouden zelf input kunnen bieden over wat de virtuele buddy zou kunnen doen. Iedereen kan ideeën aangeven die vanuit persoonlijke behoeften en misschien zelfs uit eigen ervaringen met pestsituaties zijn ontstaan, zonder openlijk deze ervaringen of behoeften toe te moeten te geven.

In deze discussie over welke mogelijkheden technologie ons kunnen bieden in het aanpakken van (cyber)pesten op school, mogen we ook zeker niet de beperkingen uit het oog verliezen. Digitale communicatie biedt geen mogelijkheid tot het inspelen op non-verbale communicatie. Misschien is de perceptie van steun anders als die niet in persoonlijk contact wordt verleend. Een project rond pesten kan bewustzijn verhogen, maar algauw verdwijnt dit thema weer naar de achtergrond. Een geïntegreerd beleid dat doorheen het hele schooljaar wordt bewaakt en waar technologie een belangrijke plaats in krijgt, lijkt me ideaal om bewustzijn over (cyber)pesten bij leerlingen, leerkrachten, ouders en andere betrokken te verhogen.


Geraadpleegde bronnen:



Van der Woude, E. (2015). Cyberpesten: 5 tips voor de IT-afdeling. Geraadpleegd op 7/03/2015 op http://ictnieuws.nl/platform/cyberpesten-5-tips-voor-de-afdeling/

Van der Zwaan, J.M., Dignum, V., Jonker, C. M. & van der Hof, S. (2014). On Technology Against Cyberbullying. In van der Hof, S., van den Berg, B., Schermer, B. (Eds.), Minding Minors Wandering the Web: Regulating Online Child Safety, 211-228.

Van Der Zwaan, J. M., Geraerts, E., Dignum, V., & Jonker, C. M. (2012). User validation of an empathic virtual buddy against cyberbullying. Studies in Health Technology and Informatics, 181, 243-247.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten