woensdag 25 maart 2015

De e-lerende burger

De e-lerende burger (Sloep & Jochems 2008)

Samenvatting

Binnen de informatiesamenleving zijn er drie trends vanuit het perspectief van het onderwijs, namelijk:

1.       De toegenomen behoefte aan kennis (volume)

De apparaten die we maken worden kennisintensiever. Tijdens een samenkomst in Lissabon in 2000 werd er een strategische doelstelling opgesteld in het Memorandum on Lifelong Learning om de kwaliteit en effectiviteit van het onderwijs te verbeteren (Onderwijsraad 2003). 

2.       De toegenomen vergankelijkheid van kennis (verversing)

Bestaande apparaten worden sneller vervangen door nieuwe, verbeterde versies. De bestaande kennis veroudert door deze technologische ontwikkelingen en moet daardoor vervangen worden door nieuwe, andere kennis. We moeten de kwaliteit van het onderwijs verbeteren, want de kennis en de vaardigheden van mensen die eenmaal opgeleid zijn, moet up to date gehouden worden via na-, her- en bijscholing. Hiervoor zijn er echter veranderingen in het onderwijs en het beleid hiervan nodig. Het effect van de verkorte houdbaarheid van kennis is groter bij lager opgeleiden. Hun na-, her- en bijscholing vergt dan ook extra aandacht (van der Sanden 2006).  

3.       De opkomst van een specifieke e-cultuur

De impact van nieuwe technologie gaat verder dan de directe functionaliteit ervan. Technologie is meer dan het instrument dat slechts de functie vervult waartoe het ontworpen is. Technologie bemiddelt als het ware tussen mens en omgeving en heeft daardoor latente, onbedoelde gebruiksmogelijkheden (Borgmann 1984; Hickman 1990). Google en social network sites illustreren hoe technologie de manier waarop we naar informatie zoeken en zelfs de manier waarop we sociale contacten aangaan, verandert. Slangen (2005) betoogt dat jonge kinderen van nature nieuwsgierig zijn naar technologie, niet zozeer naar begrip ervan, als wel naar het gebruik. De docenten zijn hiermee echter niet steeds vertrouwd en hierdoor ontstaat er een kloof tussen leerlingen en docenten, hetgeen de communicatie en het wederzijds begrip niet ten goede komt. Het is dus goed om bij de keuze van werkvormen aansluiting te zoeken bij vigerende technologische artefacten. Hier duikt wel een complicatie op, namelijk de snelheid waarmee technologische ontwikkelingen voortschrijden.

Het onderwijs vervult volgens Dekkers en Meijnen (2003) drie maatschappelijke functies, namelijk:

-          Een integratiefunctie

-          Een kwalificerende functie

-          Een differentiatiefunctie

De computer is een steeds indringender rol in onze maatschappij gaan vervullen, vooral sinds de introductie van de personal computer in de jaren 1980. De digitale (r)evolutie kan alleen voortgaan indien er mensen zijn die kennis en vaardigheden hebben om de apparaten te ontwerpen, bouwen, bedienen en onderhouden.

Er wordt ook duidelijk gemaakt dat afgestudeerden niet zozeer van alles moeten weten, maar vooral van alles moeten kunnen. Op het moment van het artikel waren er twee trends in het onderwijs, namelijk dat er meer nadruk gelegd werd op leren in authentieke situaties en leren in groepen. Een tweede trend is de inzet van computers. Er waren toen niet zo’n positieve resultaten, maar volgens de auteurs kwam dit vooral omdat de technologie niet zinvol gebruikt werd. De introductie van nieuwe technologie in het onderwijs is ook zeer complex. Als oplossing hiervoor wordt de engineering approach van Burkhardt (2006) aangereikt. Volgens hem moet er eerst een ontwerp gemaakt worden met de doelen enzovoort. Daarna wordt een pilot gemaakt waarmee de effectiviteit beoordeeld wordt. Vervolgens worden er aanpassingen gemaakt aan het model en kan het geïmplementeerd worden.

Er wordt vooral nadruk gelegd op het belang van technologie in het onderwijs en de moeilijkheden die dit kan veroorzaken bij de leerkrachten.

Reflectie

Ik ben ermee eens dat er tijdens het onderwijs niet voldoende aandacht besteed wordt aan technologie. Hierdoor moet je als pas afgestudeerde van alles leren en duurt het inderdaad enige tijd vooraleer je een economisch nut oplevert. Het zou dus zeer goed zijn moest er nog meer aandacht besteed worden aan verschillende computerprogramma’s.

Het is inderdaad zo dat technologie een zeer grote impact heeft op ons dagelijks leven en onze maatschappij. Als ik eens rondkijk zie ik veel meer jongeren met smartphones en tablets en lijkt het er meer op dat als je een ander merk hebt, dat je er niet echt bij hoort. Tegenwoordig heb je ook op eender welke job in eender welke sector steeds meer technologie. Daarom ben ik een grote voorstander van meer gebruik van technologie in het onderwijs zodat de leerlingen hier op voorbereid worden.

Natuurlijk is het van groot belang dat de gebruikte technologie tijdens de lessen zeer zinvol is zodat er echt iets bijgeleerd kan worden. We mogen ook niet uit het oog verliezen dat de implementatie van bepaalde technologieën in het onderwijs zeer complex zijn omdat ze eerst voldoende getest dienen te worden om na te gaan of dit wel effectief is. Je moet er ook rekening mee houden dat je dit als leerkracht niet alleen kan beslissen en dat dit in overeenstemming moet gebeuren met je collega’s en directeur. We mogen hier dan ook niet vergeten dat de leerlingen en hun ouders hiermee ook akkoord dienen te gaan. Op de meeste scholen wordt met SmartSchool gewerkt, maar zelf ben ik niet echt overtuigd over het nut hiervan. Zo heb ik bijvoorbeeld gemerkt dat de leerlingen op mijn stageschool geen agenda meer hebben en dat de leerkracht zelf invult wat ze moeten doen en welke boeken ze moeten meebrengen. Hier leer je de leerlingen niet echt om zelfstandig en verantwoordelijk te zijn.  Volgens mij kan je als school perfect functioneren zonder SmartSchool.

Voor de leerkrachten zelf is het belangrijk dat er hedendaagse technologie gebruikt wordt zodat er geen kloof kan ontstaan tussen de leerlingen en de leerkracht zelf. Dat deze technologie nuttig moet zijn, spreekt dan ook voor zich.

Referenties

Borgmann, A. (1984). Technology and the Character of Contemporary Life. Chicago, London: University of Chicago Press.

Burkhardt, H. (2006). From design research to large-scale impact; engineering research in education. Educational design research. London, Routledge: p. 121 - 150

Dekkers, H. en Meijnen, W. (2003). Onderwijs in de maatschappelijke context. Onderwijskunde; een kennisbasis voor professionals. Groningen, Wolters-Noordhoff: p. 14 - 61.

Hickman, L. (1990). John Dewey’s Pragmatic Technology. Bloomington, Indianapolis, Indiana University Press.

Onderwijsraad (2003). Leren in een kennissamenleving. Verkenning. Den Haag: onderwijsraad.

Sanden, J. van der (2006). Ergens goed in worden: een leerpsychologische analyse. In Franchamps, J. (red.) Ergens goed in worden: Johan van der Sanden en zijn beroepsonderwijs. Antwerpen-Apeldoorn: Garant: p. 51 – 65

Slangen, L. (2005). Techniek: Leren door doen; didactiek en bronnen voor de pabo. Baarn: HB-uitgevers.

Sloep, P. B. en Jochems, W. (2008). De e-lerende burger. In de Haan, J. en Steyaert, J. (red.) Jaarboek ICT en samenleving 2007. Eindelijk digitaal. Amsterdam, Boom: p. 171 - 187 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten