DE DIGITALE KLIK
In interview ‘Wanneer is ICT-gebruik effectief?’ met Klasse Leraren bespreekt Bram Faems het
werken met ICT in de klas. Hij geeft aan dat veel leraren met ICT-stress
zitten: het gevoel dat ze koste wat het kost met ICT moeten werken. Bram Faems
kadert die angst. Volgens hem moet je slechts met ICT werken wanneer dat de
leerstof ten goede komt en moet ICT geen doel op zich zijn. Ook geeft hij aan
dat die ICT-angst nergens voor nodig is. Aangezien iedereen al met ICT werkt in
zijn privé-leven, gaat het er slechts om
een mentale ‘klik’ te maken en die skills ook toe te passen in de les.
REFLECTIE
Gaat Faems hier niet te snel door de bocht door de ICT-stress weg te
wuiven als een ongegronde angst? Ontbreekt het de meeste leerkrachten slechts
aan een ‘klik’? Gaat hij het grondprobeem, namelijk dat leerkrachten die niet
opgegroeid zijn met dergelijke technologische middelen niet weten waarvoor ICT
ingezet kan worden en welke mogelijkheden dat met zich meebrengt -?
Angst
Hoewel Faems claimt dat ICT-stress niet nodig is, schrijft Klasse leraren in het artikel Nog teveel angst voor ICT op school dat
er nog erg veel angst en weerstand bestaat om ICT te gebruiken in de
klaslokalen. Dat bleek uit een vijfjaarlijks onderzoek ‘Monitor voor
ICT-integratie in het Vlaamse onderzoek’, waaraan 741 scholen in 2012
deelnamen.
Uit dat onderzoek blijk dat leerkrachten hun pedagogisch-didactische
competities om ICT in te zetten voor klasmanagement en om te evalueren het
laagste inschatten. Slechts één op drie leerkrachten gebruikt volgens dit
onderzoek wel eens een computer in de les.
In een onderzoek van Kennisnet blijkt dat de angst om te vernieuwen vergroot wordt door
de onzekerheid van de docenten over de uitkomst van innovaties. Tevens is dat
laatste gerelateerd aan een gebrek van kennis en vaardigheden om innovaties
succesvol te laten worden (9)
Er is dus nog erg veel werk aan de winkel en het grote aantal
leerkrachten dat er niet in slaagt ICT te integreren, wijst erop dat het om
meer gaat dan een mentale ‘klik’ .
Onwetendheid
ICT zou zo
vanzelfsprekend en gemakkelijk als een boek moeten zijn. Heb je een boek nodig om je les te kunnen geven?
Gebruik dan een boek. Heb je een tool nodig waarbij je met vier leerlingen
gelijktijdig aan een document wil kunnen werken? Gebruik dan ICT. (Faems)
Zo simpel is het voor Faems, die zelf ICT-nascholer is. Maar als je
niet bent opgegroeid met ICT of ICT in het onderwijs, hoe kan je dan weten in
welke gevallen ICT-gebruik opportuun is? Of ICT gebruikt wordt of niet ligt bij
deze volledig bij de leerkracht. Sommige leerkrachten hebben nooit de nood om
ICT te gebruiken, hoewel dat toch van hen verwacht wordt.
Bovendien zijn de voorbeelden die Faems aanhaalt in zijn artikelen (bv:
een word-document op een bepaalde manier verbeteren.) voorbeelden van het
gebruik van relatief eenvoudige technologie ter versterking van de huidige
didactiek (Kennisnet 9). Dat terwijl ICT bij voorkeur op een
constructivistische manier zou moeten ingezet worden ter transformatie van de bestaande
didactische praktijken. Er is dus meer nodig dan een mentale klik.
In haar artikel Niet Nieuw, wel
interactiever (2012) bespreekt Simone Timmermans het gebruik van digiborden
op school. Zij stelt, net als Faems, dat ‘techniek vele voordelen kan bieden’
en dat ‘angst voor het overheersen van de techniek onnodig is’. Toch maakt ze
hier een belangrijke kanttekenening:
Dergelijke techniekgedreven
innovatie, het meemoeten met de ontwikkelingen, heeft maar een beperkte kans
van slagen (Ten Brummelhuis, 2008). Als de invoering van het digibord nog niet
door het onderwijs ondersteund wordt, weten docenten vaak niet goed wat ze met
het digibord aan moeten” (Timmermans 4)
Leraars die al een kennis hebben van ICT voor ze ermee
in contact komen in de klas hebben meestal geen probleem om de ICT-middelen toe
te passen. De leraars die echter niet vertrouwd zijn met die middelen – en zo
zijn er nog steeds veel – worden echter vergeten. Hun weerstand om met
ICT-middelen kan je niet afdoen als de afwezigheid van ‘een klik’.
Eigen
verantwoordelijkheid?
Door ICT-gebruik te omschrijven als een loutere ‘klik’
die iedereen moet maken, wordt alle verantwoordelijkheid
bij de leerkrachten gelegd, terwijl efficiënte omgang met ICT iets zou moeten
zijn dat op schoolniveau ondersteund wordt.
Dat laatste wordt ook bepaald door de VLOR in haar Advies over ICT-integratie in het leerplichtonderwijs. In dat
advies staat – overeenkomstig met een uitspraak van Faems – dat ‘niet de
technologie an sich een meerwaarde biedt voor het onderwijs’ (8), maar de
leraar die als ‘professional de kwaliteit van zijn onderwijs bewaakt en daarbij
gebruik kan maken van moderne technologieën.’ (8-9). Faems vindt het
vanzelfsprekend dat de leraar didactische inhouden kan koppelen aan de geschikte
middelen (al dan niet ICT-middelen).
Hier komt echter de onwetendheid van de leraar weer
roet in het eten strooien:
In de complexe dagelijkse praktijk [is
de leraar] niet in staat om alle mogelijkheden te overzien en ook de kennis
mist van alle beschikbare mogelijkheden om een keuze voor een bepaalde aanpak
te kunnen maken. Die beperkte rationaliteit en de doelen die een docent
belangrijk vindt bij het verzorgen van onderwijs, maken het terugvallen op
bekende routines verklaarbaar en zijn mede een reden waarom innovatieprocessen
zo moeizaam verlopen. (Kennisnet 9)
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de leraar wel de
juiste inhouden aan de juiste vormen kan koppelen? Hierover lezen we in het Advies over ICT-integratie in het
leerplichtonderwijs het volgende:
Om een goede afstemming tussen de
inhoud, didactiek en technologie te bekomen, is er nood aan nascholing,
begeleiding en ondersteuning tot op de klasvloer. Dit betekent dat er een
laagdrempelig aanbod moet zijn dat alle leraars aanspreekt en motiveert om aan
de slag te gaan. Die ondersteuning kan geboden worden door de pedagogische
begeleiding, ICT-coördinatoren, netwerken van leergebieden of specifieke
vakken, etc. Een keuze voor geïntegreerd ICT-gebruik verwacht een permanente
professionalisering van de leraar. (Vlor
9)
ICT toepassen in de
klas is dus geen kwestie van een simpele ‘klik’, aangezien werken met ICT, in
tegenstelling tot de klassieke leermiddelen extra aandacht vraagt. ICT
evolueert immers sneller en ‘de eigenlijke werking ervan is minder zichtbaar
voor de leerkracht’ (9).
Conclusie
Leraren zien wel degelijk het nut in van ICT in de
klassen. Niet weten wanneer ICT al dan niet nuttig is, is niet het
hoofdprobleem. Het hoofdprobleem is wel dat vele leerkrachten zich niet
competent voelen om ermee om te gaan. Bovendien voelen zij zich op vlak van
ICT, door dat gebrek aan competentie, niet veilig tegenover de leerlingen (die
er waarschijnlijk meer van weten). Dat stelt Johan Van Braak in het artikel Leraren moeten zich competent voelen om met
ICT om te gaan’. Hij pleit voor ICT-coördinatoren die – bovenop de
technische rol die ze nu veelal opnemen – ook instaan voor ‘pedagogische
ondersteuning’ en ‘vormgeving van het ICT-beleid’.
Naast noodzaak, consistentie, nabijheid, sturing,
betrokkenheid en communicatie, is begeleiding één van de zeven pijlers in het
bereiken van een schoolbrede implementatie en acceptatie van ICT in de
onderwijssector (De vries, et al, 2005). Die begeleiding houdt het volgende in:
Worden alle belanghebbenden voldoende begeleid? Krijgen zij voldoende
voorzieningen tot hun beschikking bij hun taken en verantwoordelijkheden in het
proces van verandering, en zijn er opleidings- en trainingsmogelijkheden voor
alle belanghebbenden?
De ‘ICT-stress’ waarover Faems het in zijn artikl
heeft, kan dus niet afgedaan worden als een loutere kwestie van gezond verstand
in het selecteren van geschikte vormen voor bepaalde vakinhouden. ICT-stress
kan niet opgelost worden door het maken van een simpele ‘klik’. Leerkrachten
moeten afdoende ondersteund worden, zodat zij complexe ICT-toepassingen kunnen
inzetten ter bevordering van de didactiek. Daarvoor moet hun competentiegevoel
opgekrikt worden in na- en bijscholingen. Enkel op die manier kan er voor de
leraar een veilige omgeving gecreëerd worden waarin hij kan experimenteren met
ICT in de klas.
PRIMAIRE BIBLIOGRAFIE
Klasse Leraren, “Wanneer is
ICT-gebruik effectief?”, januari 2015. Geraadpleegd op
28 maart 2015. (http://www.klasse.be/leraren/52554/wanneer-is-ict-gebruik-effectief/)
SECUNDAIRE BIBLIOGRAFIE
De Vries, M., Van der Aa, P., Hezemans, M.,
Kinkhorst, G., Muizelaar, S., & Ritzen, M. (2005). Succesfactoren voor
instellingsbrede implementatie van ICT in het onderwijs. Utrecht: Stichting
SURF.
Fransen, J., Bottema J., et
al. (2012) Acceptatie en duurzame implementatie van de
didactische
inzet van ICT. Kennisnet. Geraadpleegd 29 maart 2015.
(http://www.kennisnet.nl/uploads/tx_kncontentelements/Onderzoeksrapportage_Acceptatie_en_implementatie_van_ICT_Final.pdf)
Klasse Leraren, “Nog teveel
angst voor ICT”, november 2013. Geraadpleegd 28 maart
2015. (http://www.klasse.be/leraren/40547/leraren-bang-van-de-computer/)
Timmermans, S. “Niet nieuw,
wel interactiever” Levende Talen Magazine
8 2012: 4-8. Online. Geraadpleegd 29 maart 2015. (file:///Users/johanvandekelder/Downloads/443-875-1-SM.pdf)
Vlor, Advies over ICT-integratie in het leerplichtonderwijs. 30 mei 2013,
Brussel. Geraadpleegd 28 maart 2015. (http://www.vlor.be/sites/www.vlor.be/files/ar-ar-adv-016_0.pdf)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten